Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-04-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3273, 19/00392

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-04-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3273, 19/00392

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 april 2021
Datum publicatie
16 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:3273
Zaaknummer
19/00392

Inhoudsindicatie

BPM. Ontvankelijkheid bezwaar. Per e-mail ingediend bezwaarschrift. Inspecteur heeft e-mail niet opengesteld voor formele berichten. Geen herstelmogelijkheid geboden. Bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/00392

uitspraakdatum: 6 april 2021

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] h.o.d.n. [Y] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 februari 2019, nummer LEE 18/1958, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De Inspecteur heeft geen aanleiding gezien om de naheffingsaanslag ambtshalve te verminderen.

1.3.

Belanghebbende is hiervan in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het beroep gericht tegen de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze (beeldbellen) plaatsgevonden op 9 februari 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Met dagtekening 18 juli 2017 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de bpm opgelegd ten bedrage van € 3.175, ter zake van de registratie van een gebruikte kampeerauto.

2.2.

Het door de gemachtigde van belanghebbende ingediende (pro-forma) bezwaarschrift is gedagtekend 28 juli 2017. Bij de adressering is vermeld dat het per e-mail aan de heer [A] (hierna: [A] ) van de Belastingdienst wordt verzonden en per post aan hem wordt nagezonden.

2.3.

Op 24 augustus 2017 heeft de gemachtigde van belanghebbende, naar aanleiding van een bericht van belanghebbende over een ontvangen betalingsherinnering betreffende de naheffingsaanslag, een e-mail gestuurd aan - onder meer - [A] met de volgende inhoud:

“Geachte heer [A] ,

In bijlage het bericht van de heer [X] van [Y] . De inhoud is helder en duidelijk lijkt me. Er is bezwaar ingediend. Graag verneem ik per omgaande van u.”

2.4.

Met dagtekening 11 oktober 2017 is per post een dwangbevel met bevel tot betaling aan belanghebbende betekend (hierna: het dwangbevel) ter zake van de betaling van de naheffingsaanslag.

2.5.

Naar aanleiding van het dwangbevel heeft de gemachtigde van belanghebbende op 10 oktober 2017 een e-mail gestuurd aan - onder meer - [A] met de volgende inhoud:

“Geachte heer [A] ,

met dagtekening van 24 augustus 2017 heb ik u onderstaand bericht verzonden. Het betreft de betalingsherinnering naar aanleiding van het bezwaarschrift van 28 juli 2017 op de opgelegde naheffingsaanslag van 18 juli 2017. Heden ontving mijn klant [X] , h.o.d.n. [Y] , een dwangbevel. (…) Daarmee heeft u geen gevolg gegeven aan het uitstel van betaling en daarmee het unierechtelijk beginsel van de rechten van verdediging geschonden. (…)

De naheffingsaanslag zal om die reden vernietigd moeten worden. Ik heb ook nog geen ontvangstbevestiging gekregen. Graag ontvang ik die alsnog. (…)”

2.6.

Met dagtekening 17 november 2017 heeft de gemachtigde van belanghebbende, blijkens de adressering zowel per e-mail als per post, een brief gestuurd aan [A] . De inhoud van die brief luidt als volgt:

BRIEF STATUS UITSTEL VAN BETALING

(…)

Op 28 juli 2017 is bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag met aanslagnummer [000.000] . Dit bezwaarschrift is per e-mail en per post toegezonden.

(…)

In de zaak met aanslagnummer [Hof: eindigend op 161] heeft u wel uitstel van betaling verleend en een ontvangstbevestiging toegezonden. Het bezwaarschrift van aanslagnummer [000.000] is op diezelfde dag ingediend. Ik heb u hierna op 24 augustus en 10 oktober jl. nog via de e-mail bericht (…). In de mail van 24 augustus 2017 is tevens aangegeven dat belanghebbende het niet eens is met de naheffingsaanslag en deze vernietigd dient te worden.

Graag ontvang ik per omgaande een ontvangstbevestiging en uitstel van betaling.”

2.7.

Blijkens de daarop geplaatste ontvangststempel is (een kopie van) het op 28 juli 2017 gedagtekende bezwaarschrift, op 21 november 2017 door de Belastingdienst in Heerlen ontvangen.

2.8.

Bij uitspraak op bezwaar van 11 juni 2018 is belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar, omdat het bezwaarschrift niet binnen de uiterste termijn (uiterlijk op 29 augustus 2017) is ontvangen. Het bezwaar is verder in behandeling genomen als een verzoek om ambtshalve vermindering van de ter zake van de registratie verschuldigde bpm. Dat verzoek is vervolgens afgewezen.

2.9.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. Volgens de Rechtbank is het op 18 juli 2017 (bedoeld is: 28 juli 2017) gedateerde bezwaarschrift blijkens de ontvangststempel op 21 november 2017 ontvangen, dus ruim na het verstrijken van de bezwaartermijn. Door belanghebbende is niet gesteld, noch aannemelijk gemaakt dat tijdig een bezwaarschrift is ingediend. Evenmin zijn feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Dit heeft de Rechtbank tot de conclusie geleid dat de Inspecteur het bezwaar tegen de naheffingsaanslag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Rechtbank heeft zich voorts onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep voor zover het is gericht tegen de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering. Met betrekking tot deze beslissingen kan slechts een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld, aldus de Rechtbank.

3 Geschil

In geschil is of belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing