Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-04-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3497, 19/01252

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-04-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3497, 19/01252

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
13 april 2021
Datum publicatie
23 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:3497
Zaaknummer
19/01252

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Proceskosten.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 19/01252

uitspraakdatum: 13 april 2021

Uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 8 augustus 2019, nummer Awb 18/2228, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) (hierna: de heffingsambtenaar).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 59 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2018 vastgesteld op € 312.000.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de vastgestelde waarde verminderd tot € 291.000.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 8 augustus 2019 het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd, de heffingsambtenaar opgedragen binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuwe uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van de uitspraak van de Rechtbank en de heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Partijen hebben het Hof toestemming verleend zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen.

2 De vaststaande feiten

2.1

De Rechtbank heeft in haar bestreden uitspraak het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, maar heeft geen proceskostenvergoeding toegekend.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover het het oordeel ten aanzien van de proceskostenvergoeding betreft.

3.3

De heffingsambtenaar beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag eveneens bevestigend en komt tot dezelfde conclusie als belanghebbende.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing