Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4879, 19/01238 t/m 19/01246

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4879, 19/01238 t/m 19/01246

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
18 mei 2021
Datum publicatie
28 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:4879
Zaaknummer
19/01238 t/m 19/01246

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Niet in aangiften vermelde buitenlandse banktegoeden. Verlengde navorderingstermijn. De (navorderings)aanslagen zijn terecht en tot de juiste bedragen vastgesteld. De vergrijpboetes worden vernietigd in verband met de bij belanghebbende geconstateerde psychogeriatrische stoornissen.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers: 19/01238 tot en met 19/01246

uitspraakdatum: 18 mei 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 augustus 2019, nummers AWB 19/925, AWB 19/926, AWB 19/932, AWB 19/933, AWB 19/934, AWB 19/936, AWB 19/937, AWB19/939, AWB 19/940 en AWB 19/945, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn de volgende (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd:

-

een navorderingsaanslag IB/PVV 2006, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.908 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.255. Tevens is bij beschikking € 1.276 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 1.445;

-

een navorderingsaanslag IB/PVV 2007, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.682 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.046. Tevens is bij beschikking € 1.231 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 1.551;

-

een navorderingsaanslag IB/PVV 2008, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.587 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.596. Tevens is bij beschikking € 877 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 3.813;

-

een navorderingsaanslag IB/PVV 2009, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.015 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.476. Tevens is bij beschikking € 622 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 3.135;

-

een navorderingsaanslag IB/PVV 2010, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.179 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.326. Tevens is bij beschikking € 539 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 3.123;

-

een navorderingsaanslag IB/PVV 2011, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.635 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.945. Tevens is bij beschikking € 466 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 3.013;

-

een navorderingsaanslag IB/PVV 2012, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.537 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.094. Tevens is bij beschikking € 321 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 2.460;

-

een navorderingsaanslag IB/PVV 2013, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.617 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.482. Tevens is bij beschikking € 278 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 2.554;

-

een navorderingsaanslag IB/PVV 2014, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.897 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.140. Tevens is bij beschikking € 212 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 2.587;

-

een aanslag IB/PVV 2015, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.027 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.816. Tevens is bij beschikking € 148 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 2.616.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de (navorderings)aanslagen, de vergrijpboetes en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep inzake de boetebeschikking 2015 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar met betrekking tot deze boete alsmede deze boete vernietigd en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2021 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord mr. [A] als gemachtigde van belanghebbende en mr. [B] en [C] namens de Inspecteur. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren [in] 1941. Zij was tot zijn overlijden gehuwd met [D] . De echtgenoot van belanghebbende is overleden [in] 2005.

2.2.

De Belastingdienst heeft op 23 juli 2015 een informatieverzoek ingediend bij Zwitserse autoriteiten (Groepsverzoek Zwitserland- [de bank] ). Dit verzoek ziet op Nederlandse rekeninghouders bij [de bank] (hierna: [de bank] ), die recent brieven van deze bank hadden ontvangen omdat zij niet hebben aangetoond dat zij hun [de bank] -rekening in Nederland hebben aangegeven (of daarvoor zijn ingekeerd). Er is gevraagd om informatie te verstrekken over belastingplichtigen die tussen 1 februari 2013 en 31 december 2014 een rekening bij [de bank] hebben aangehouden met een saldo van minimaal € 1.500.

2.3.

Naar aanleiding van het verzoek zijn gegevens ontvangen van een bankrekening op naam van belanghebbende. Belanghebbende is, volgens deze gegevens houder van een bankrekening met nummer [nummer1] bij de [de bank] . De tegoeden op deze rekening bedroegen in 2006 CHF 371.271 (€ 231.047), in 2008 CHF 279.209 (€ 188.019), op 1 februari 2013 CHF 175.991 (€ 143.361) en op 1 januari 2014 CHF 176.141 (€ 146.491). Belanghebbende heeft deze tegoeden in haar aangiften IB/PVV van de onderhavige jaren niet vermeld.

2.4.

Belanghebbende is permanent opgenomen in verpleeghuis “ [E] ”, op de afdeling “ [F] ”. De afdeling [F] is blijkens de website van het verpleeghuis (https:// [E]) bestemd voor mensen met dementie.

2.5.

Tot de gedingstukken behoort verder een medische verklaring, opgesteld door mw. [G] , arts, opgenomen in het VIA-register wilsbekwaamheid. VIA staat voor de Vereniging van indicerende en adviserende artsen, een vereniging die in 2018 is opgegaan in de Vereniging Artsen volksgezondheid (VAV). In deze verklaring is het volgende opgenomen:

MEDISCHE VERKLARING

Betreft: medische beoordeling wilsbekwaamheid

Zeist, 30 november 2020

Ondergetekende verklaart op verzoek van mevrouw mr. [H] , kandidaat-notaris van [I] te [J] , als onafhankelijk arts – opgenomen in het VIA register – op basis van eigen onderzoek en bevindingen tijdens een bezoek d.d. 27 november 2020, waarbij verder niemand aanwezig was, van oordeel te zijn dat

mevrouw [X]

geboren [in] 1941 te [J]

[E] , afdeling [F]

[a-straat1]

[K]

gelet op haar geestelijke en lichamelijke toestand niet in staat wordt geacht haar wil zelfstandig naar behoren te bepalen en de reikwijdte van haar beslissingen te overzien. Ik acht haar blijvend niet meer in staat haar zakelijke en persoonlijke belangen zelfstandig te behartigen.

In de gegeven situatie is vermeldenswaard, dat mevrouw kwetsbaar is en afhankelijk van intensieve begeleiding. Haar stoornissen op psychogeriatrisch gebied staan op de voorgrond. Er zijn gevorderde stoornissen in het geheugen – in de korte en lange termijn – met bovendien stoornissen in oriëntatie in tijd, plaats en persoon. De concentratie is wisselend. In haar gedrag is mevrouw wel coöperatief, zij heeft geen ziekte inzicht.

Mede gelet op het progressieve verloop van de psychogeriatrische stoornissen wordt objectief medisch ondersteund dat het levenstestament cq. de algemene volmacht die op 28 augustus 2018 is opgesteld nu in volle omvang van kracht wordt.

(…)”

3 Geschil

In geschil is of de (navorderings)aanslagen, beschikkingen heffingsrente en vergrijpboetes terecht zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil of sprake is van strijd met artikel 1 van het eerste protocol behorend bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: art. 1 EP EVRM), of de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) kan worden toegepast en, met betrekking tot de boetes, of belanghebbende fysiek en geestelijk in staat is zich te verweren tegen een strafrechtelijke vervolging (“fit to stand trial” in de zin van artikel 6 EVRM).

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing