Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4882, 19/01463

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4882, 19/01463

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
18 mei 2021
Datum publicatie
28 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:4882
Zaaknummer
19/01463

Inhoudsindicatie

BPM. Meer dan normale gebruiksschade?

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 19/01463

uitspraakdatum: 18 mei 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 3 oktober 2019, nummer AWB 18/4737, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Belanghebbende heeft voor een personenauto Ford S-Max (hierna: de auto) een bedrag van € 2.424 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan. In verband hiermee heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de BPM opgelegd tot een bedrag van € 1.308. Tevens is bij beschikking € 8 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2

De tegen de naheffingsaanslag en de beschikking gemaakte bezwaren zijn door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 3 oktober 2019 het beroep ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2021 via videobellen (een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid). Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft de auto in Duitsland gekocht voor € 14.622 exclusief btw. De datum van eerste toelating van de auto is 19 april 2013. Belanghebbende heeft zich bij het doen van de aangifte BPM op 11 augustus 2017 gebaseerd op een taxatierapport van [A] van dezelfde datum, waarin de verschuldigde BPM is berekend op € 2.424. In dit taxatierapport is uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 60.000, een bruto-BPM van € 17.576 en een handelsinkoopwaarde van € 8.276 (waarde volgens de koerslijst X-Ray van € 12.978 verminderd met per saldo een bedrag wegens schade van € 4.702). De kilometerstand van de auto bedraagt op deze datum 129.997. Bij dit taxatierapport zijn foto’s van de auto en de door de taxateur relevant geachte schade gevoegd.

2.2

In opdracht van de Inspecteur is op 28 augustus 2017 een hertaxatie verricht door een taxateur van de dienst Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ). De bevindingen van de taxateur zijn vastgelegd in een rapport van 19 september 2017, ondertekend door [B] . Hierin wordt uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 62.050, een handelsinkoopwaarde (volgens de koerslijst X-Ray) van € 13.254 en een bruto-BPM van € 17.577. De handelsinkoopwaarde is niet verminderd in verband met schade. Met betrekking tot de schade is door de taxateur opgemerkt: “Alle opgegeven schadeposities zijn niet aangetroffen of kunnen als gebruikersschade* worden aangemerkt. Hierdoor wordt er geen waardevermindering aan het voertuig toegekend. *(Bij gebruikersschade is er rekening gehouden met de leeftijd en km stand)”. De kilometerstand bedroeg op 28 augustus 2017 130.155. Bij het rapport zijn foto’s van de auto gevoegd. Bij het opleggen van de naheffingsaanslag is uitgegaan van de gegevens in het rapport van DRZ, met dien verstande dat is uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 62.445. De rest-BPM is berekend op € 3.731, hetgeen heeft geresulteerd in de naheffingsaanslag van € 1.308.

3 Het geschil en de standpunten van partijen

In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de naheffingsaanslag in de BPM terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of sprake is van meer dan normale gebruiksschade. Belanghebbende stelt daarbij dat de taxateur van DRZ onbekend is gebleven en ondeskundig is en dat dit gevolgen moet hebben voor de bewijskracht van het door DRZ opgestelde taxatierapport en/of de bewijslastverdeling met betrekking tot de schade. Tussen partijen is de historische nieuwprijs (€ 62.445) en de koerslijstwaarde (€ 13.254) niet (langer) in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing