Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4888, 20/00772

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4888, 20/00772

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
18 mei 2021
Datum publicatie
28 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:4888
Zaaknummer
20/00772

Inhoudsindicatie

Erfbelasting. Partnervrijstelling. Mantelzorgcompliment.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 20/00772

uitspraakdatum: 18 mei 2021

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 juli 2020, nummer AWB 19/6436, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De Inspecteur heeft op 5 juni 2019 aan belanghebbende een aanslag erfbelasting opgelegd naar een belaste verkrijging in het jaar 2017 van € 326.076 (hierna: de aanslag).

1.2

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het tegen de aanslag gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2021, waarbij sprake was van een digitale beeld- en geluidsverbinding. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Op 30 juni 2017 is [erflater] (hierna: erflater) overleden. Erflater is gehuwd geweest, welk huwelijk op 11 april 2004 door het overlijden van zijn echtgenote is ontbonden. Erflater was ten tijde van zijn overlijden ongehuwd en niet geregistreerd als partner. Erflater woonde op het adres [a-straat] 1A te [Z] .

2.2

Belanghebbende is de zoon van erflater en enig erfgenaam. Belanghebbende staat sinds 1997 eveneens ingeschreven op het adres [a-straat] 1A te [Z] .

2.3

Belanghebbende heeft aan erflater intensieve zorg verleend en heeft van de gemeente [A] over de jaren 2016 en 2017 een blijk van waardering voor mantelzorgers als bedoeld in artikel 2.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: WMO 2015) ontvangen.

2.4

De gemeente [A] heeft bij brief van 13 juli 2017 aan belanghebbende geschreven, voor zover van belang:

“Geachte [belanghebbende],

(…)

Besluit Wij hebben besloten u de gemeentelijke mantelzorgwaardering voor de jaren 2016 en 2017 uit te reiken. Op basis van het gesprek en de brief van mevrouw [B] is vast komen te staan dat u sinds 2016 intensief met de zorg voor uw vader bezig bent geweest. Als gemeente vinden wij het belangrijk om onze waardering voor deze inzet aan u kenbaar te maken door middel van uitreiking van deze mantelzorgwaardering.

Motivatie Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn gemeenten sinds 2015 verplicht mantelzorgers jaarlijks een blijk van waardering uit te reiken. Dit is vastgelegd in artikel 2.1.6. van de Wmo 2015. Deze mantelzorgwaardering stond in de oude Wmo (2006) ook wel bekend als het “mantelzorgcompliment” en was geregeld op grond van artikel 19a van de oude Wmo (2006). Op welke wijze deze waardering sinds 2015 wordt ingevuld is vrij aan elke afzonderlijke gemeente.

De gemeente [A] heeft ervoor gekozen de jaarlijkse waardering aan mantelzorgers uit te reiken in de vorm van een cadeaubon (…).”

2.5

Het zuiver saldo van de nalatenschap is als volgt berekend:

Eigen woning 457.000

Banktegoeden 6.705

Schulden -/- 29.448

Saldo nalatenschap 434.257

Af: Uitvaartkosten -/- 2.425

Af: Overbedelingsschuld -/- 85.547

Zuiver saldo nalatenschap 346.285

2.6

In de aangifte erfbelasting heeft belanghebbende een beroep gedaan op de partnervrijstelling als bedoeld in artikel 1a in verbinding met artikel 32, lid 1, ten vierde, letter a, van de Successiewet 1956 (hierna: SW). De Inspecteur heeft de partnervrijstelling niet verleend, maar de vrijstelling voor kinderen als bedoeld in artikel 32, lid 1, ten vierde, letter c, van de SW, in aanmerking genomen, en de aanslag als volgt berekend:

Erfdeel belanghebbende € 346.285

Vrijstelling € 20.209

Belaste verkrijging € 326.076

De over de belaste verkrijging verschuldigde erfbelasting is berekend op € 52.987.

3 Het geschil en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of belanghebbende recht heeft op toepassing van de partnervrijstelling. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof zijn grief dat hij in zijn belangen is geschaad doordat een mondelinge behandeling bij de Rechtbank ten onrechte achterwege is gebleven, ingetrokken.

3.2

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en – naar het Hof begrijpt – tot vermindering van de aanslag tot een belaste verkrijging van nihil.

3.3

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het hoger beroep

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing