Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:5441, 20/00524

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:5441, 20/00524

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 juni 2021
Datum publicatie
11 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:5441
Zaaknummer
20/00524

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking. Dient belanghebbende de gevraagde digitale detailgegevens aan de Inspecteur te verstrekken?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00524

uitspraakdatum: 1 juni 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 februari 2020, nummer AWB 18/4891, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft ten aanzien van belanghebbende een informatiebeschikking gegeven in verband met de heffing van vennootschapsbelasting, loonbelasting en omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2014.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de informatiebeschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).

1.4.

De Rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 16 oktober 2019 de Inspecteur in de gelegenheid gesteld om het in de tussenuitspraak vermelde gebrek in de bestreden uitspraak op bezwaar te herstellen. De Inspecteur heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. Belanghebbende heeft op het nader stuk van de Inspecteur gereageerd.

1.5.

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 20 februari 2020 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar deels in stand gelaten en belanghebbende een termijn van zes weken gegeven om de rechtmatig gevraagde informatie alsnog over te leggen. Verder is een forfaitaire proceskostenvergoeding aan belanghebbende toegekend en heeft de Rechtbank gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het griffierecht vergoedt.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2021 via beeldbellen. Daarbij zijn verschenen en gehoord als gemachtigden van belanghebbende [A] AA en [B] MB RB, beiden verbonden aan [C] Accountants te [Z] , en namens de Inspecteur mr. [D] AA, [E] en mr. [F] . De zaak is met toestemming van partijen gelijktijdig behandeld met het beroep van [G] B.V., zaaknummer 20/00525. Aan het einde van de zitting is het onderzoek gesloten en is een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.8.

Ter zitting heeft de gemachtigde bevestigd dat zijn reactie op het incidentele hoger beroep het laatste ingediende stuk betreft. Na de zitting, op 10 mei 2021, is bij het Hof het op 18 maart 2021 toegezonden proceskostenformulier ingevuld en voorzien van een specificatie, retour ontvangen. Als datum van ondertekening is 3 mei 2021 vermeld. Het Hof heeft geen aanleiding gezien het onderzoek op grond van het bepaalde in artikel 8:68 Algemene wet bestuursrecht (Awb) te heropenen. Naar het oordeel van het Hof is het onderzoek volledig geweest. Het proceskostenformulier en de specificatie blijven derhalve buiten beschouwing. Deze stukken zullen wel in het dossier worden bewaard en gelijktijdig met de uitspraak in afschrift aan de Inspecteur worden verstrekt.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende voert sinds 30 mei 2011 een onderneming in de vorm van een besloten vennootschap. De ondernemingsactiviteiten bestaan uit het exploiteren van een grand-café/restaurant.

2.2.

Belanghebbende maakt gebruik van een Vectron kassa van [H] . Daarin vindt de primaire vastlegging van de opbrengsten plaats. Wegens onvoldoende geheugen van de kassa wordt een back-up van alle kassa-gegevens gemaakt en wordt elke nacht een dagoverzicht (zafslag) geprint. De z-afslag is een setje van twee à drie pagina’s met daarop onder meer de totale dagomzet, de dagomzet per categorie en de Btw-bedragen van de aanslagen op de kassa sinds de vorige z-afslag.

2.3.

Belanghebbende maakt vanaf het vierde kwartaal 2014 voor haar salarisadministratie gebruik van het softwarepakket L1nda. Daarvoor gebruikte zij de salarisadministratie software van Easylon.

2.4.

De Inspecteur heeft in 2016 bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting, loonbelasting en omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2014.

2.5.

Bij brief van 7 juni 2016 is aan belanghebbende, ter voorbereiding van het boekenonderzoek, gevraagd om auditfiles en jaarstukken te verstrekken alsmede twee vragenlijsten in te vullen.

2.6.

Op 16 juli 2016 is de gevraagde informatie verstrekt.

2.7.

In een brief van 8 september 2016 heeft de Inspecteur de namen vermeld van de vier bij het onderzoek betrokken ambtenaren, onder wie [E] , en is een bijlage meegezonden met een niet-limitatieve opsomming van de benodigde gegevens tijdens het boekenonderzoek.

2.8.

Bij e-mail van 15 september 2016 heeft de gemachtigde van belanghebbende de teamleider van de controlerend ambtenaren, [I] , verzocht de heer [E] te vervangen wegens eerdere verstoorde verhoudingen tussen hen beiden. De heer [I] heeft de gemachtigde telefonisch laten weten dat hij dat verzoek niet inwilligt.

2.9.

Bij brief van 5 oktober 2016 heeft de Inspecteur gedetailleerd aangegeven welke stukken nodig zijn voor het boekenonderzoek en daarbij een controleplanning gegeven. In de brief is onder meer vermeld:

“Voor de controle wordt het jaar 2014 als uitgangspunt genomen. Voor de kosten en lonen wordt een steekproef getrokken. De posten zullen volgende week nagestuurd worden via mail.”

2.10.

In de steekproef zijn 90 posten betrokken. De Inspecteur heeft belanghebbende gevraagd om van deze posten alle documenten op te zoeken vanaf de eerste aanleiding tot de uitgave tot en met de betaling.

2.11.

Bij brief van 10 november 2016 zet de Inspecteur het controleverloop uiteen en constateert hij dat niet aan de verplichtingen van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is voldaan. In die brief is onder meer vermeld:

“Op onder andere de volgende onderdelen heb ik van u nog altijd géén en/of onvoldoende informatie ontvangen:

- Instellingen kassasysteem over de jaren 2011 tot en met 2014;

- Artikelstambestand uit de kassa over de jaren 2011 tot en met 2014;

- Export van het kassajournaal over de jaren 2011 tot en met 2014;

- Export van het artikelbestand over de jaren 2011 tot en met 2014;

- Export van het transactierapport over de jaren 2011 tot en met 2014;

- De data uit het loonprogramma over de jaren 2011 tot en met 2014.”

Belanghebbende is in deze brief verzocht contact op te nemen met de heer [J] voor het maken van een afspraak om de digitale gegevens bij haar op te halen.

2.12.

Op verzoek van belanghebbende heeft de Inspecteur vervolgens met dagtekening 28 november 2016 de onderhavige informatiebeschikking vastgesteld. Daarin heeft de Inspecteur dezelfde informatie verzocht als in de brief van 10 november 2016, aangevuld met de volgende te overleggen bescheiden:

-

Eindbalans eenmanszaak in 2011 ten behoeve van de aansluiting balans;

-

Onderliggende stukken waaruit de zakelijkheid en verloning blijkt voor de volgende steekproefposten:

a. Betaling € 1.000 aan [K] op 19 september 2014

b. Boeking vakantie [L] voor € 434 op 27 augustus 2014.

3 Geschil

3.1.

Evenals dat voor de Rechtbank het geval was, is in hoger beroep in geschil of de informatiebeschikking terecht is vastgesteld. Daarbij is primair de vraag aan de orde of de gevraagde digitale detailgegevens behoren tot de administratie (ex artikel 52 AWR) waarvan de inspecteur inzage kan vragen (ex artikel 47, eerste lid, onderdeel b AWR). Bij bevestigende beantwoording is in geschil of de Inspecteur heeft gehandeld in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

3.2.

Niet in geschil is dat de informatiebeschikking ten onrechte is gegeven voor de in 2.12 vermelde aanvullingen op het eerdere informatieverzoek, aangezien deze gegevens reeds aan de Inspecteur waren verstrekt voordat de informatiebeschikking was vastgesteld. Voorts is niet in geschil dat belanghebbende beschikt over de gevraagde informatie als vermeld in 2.11 en dat zij deze niet aan de Inspecteur heeft verstrekt.

3.3.

Volgens belanghebbende is sprake van een “fishing expedition” en kan niet van haar worden verlangd dat zij de digitale detailgegevens aan de Inspecteur verstrekt. Het ontbreekt volgens haar aan een verplichting tot digitale informatieverstrekking omdat de detailgegevens op papier ter beschikking zijn gesteld en omdat er sprake is van schending van meerdere beginselen van behoorlijk bestuur.

3.4.

Volgens de Inspecteur staan op papier niet alle digitale administratieve vastleggingen die benodigd zijn om de juistheid en volledigheid van de omzet- en loonverantwoording te kunnen controleren. Er is volgens hem niet gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Voorts verzet de Inspecteur zich tegen het in de tussenuitspraak van de Rechtbank opgenomen oordeel over de wijze waarop de Belastingdienst controles vormgeeft bij MKB-bedrijven. De Inspecteur acht de informatiebeschikking rechtmatig voor zover het de in 2.11 vermelde gegevens betreft en ziet geen aanleiding voor een werkelijke proceskostenvergoeding.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, van de Inspecteur op het bezwaar en van de informatiebeschikking en tot toekenning van een vergoeding van haar werkelijke proceskosten.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing