Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:5709, 20/00412 t/m 20/00413

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:5709, 20/00412 t/m 20/00413

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 juni 2021
Datum publicatie
18 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:5709
Zaaknummer
20/00412 t/m 20/00413

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Navorderingsbevoegdheid. Ten laste van winst vennootschap onder firma gebrachte kosten.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 20/00412 en 20/00413

uitspraakdatum: 8 juni 2021

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 22 januari 2020, nummers AWB 20/2038 en AWB 20/2040, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is over het jaar 2015 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer1] .H.57.01) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 252.619. Tevens is bij beschikking € 8.570 belastingrente in rekening gebracht.

1.2

Over het jaar 2016 is aan belanghebbende een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer1] .H.67.01) IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 170.883. Tevens is bij beschikking € 3.156 belastingrente in rekening gebracht.

1.3

Na daartegen gemaakte bezwaren, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.

1.4

De tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroepen zijn door de Rechtbank ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden (via beeldbellen) op 10 februari 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. [A] alsmede mr. [B] namens de Inspecteur bijgestaan door [C] .

1.7

Met instemming van alle partijen zijn gelijktijdig met deze zaken, de zaken behandeld van de broer van belanghebbende, [D] (zaaknummers 20/00410 en 20/00411).

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is vennoot in de vennootschap onder firma ‘ [E] ’ (hierna: [E] dan wel de vof). De enige andere vennoot in de vof is de broer van belanghebbende, [D] . De overeengekomen winstverdeling is 50%-50%. Met ingang van 1 januari 2017 wordt de onderneming uitgeoefend in de vorm van een besloten vennootschap met belanghebbende als enig aandeelhouder.

2.2

[E] biedt thuiszorg door het verzorgen, begeleiden en verplegen van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking uit verschillende sociale klassen en verschillende etnische groepen. Zij doet dit bijvoorbeeld door het aanbieden van persoonlijke begeleiding en groepsactiviteiten. Een groot deel van de omzet wordt gegenereerd door inkomsten van cliënten met een persoonsgebonden budget.

2.3

Op 14 november 2016 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV 2015 ingediend met een verzamelinkomen van € 76.032. In de aangifte IB/PVV 2015 is een bedrag van € 640.419 aan kosten ten laste van de winst van de vof gebracht.

2.4

De aanslag IB/PVV 2015 is, met dagtekening 7 januari 2017, conform de ingediende aangifte vastgesteld.

2.5

In de ochtend van 7 maart 2017 is belanghebbende in zijn woning aangehouden door ambtenaren van de FIOD op verdenking van overtreding van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Na die dag tweemaal te zijn verhoord is belanghebbende weer in vrijheid gesteld. In het tot de stukken behorende overzichtsproces-verbaal van 11 januari 2018 (61841) is onder meer het navolgende opgenomen:

INLEIDING

Dit proces-verbaal betreft een onderzoek naar strafbare feiten waaraan de voornoemde verdachte zich vermoedelijk heeft schuldig gemaakt. Het onderzoek is een uitvloeisel van onderzoeken naar facilitators die het belastingplichtigen mogelijk hebben gemaakt om met vermoedelijk valse giftenkwitanties en/of donatieverklaringen en/of sponsorovereenkomsten opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting te doen.

Door de FIOD is vanaf februari 2015 onderzoek verricht naar het opzettelijk doen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting door belastingplichtigen die in deze aangiften ten onrecht giftenaftrek hadden aangegeven aan ANBI-instellingen. De giften zouden zijn gedaan aan onder andere:

• Stichting (…)

• Stichting [F] ( [F] ).

Door onderzoek is vastgesteld dat [F] tot januari 2014 valse giftenkwitanties verkocht voor circa 10 tot 15 % van de op de kwitanties vermelde bedragen. De belastingplichtigen die de kwitanties kochten brachten het (hoge) kwitantiebedrag als persoonsgebonden aftrekpost in aftrek op hun aangiften inkomstenbelasting.

De administratie van [F] is in beslag genomen en onderzocht. (…) [G] , penningmeester van [F] , bekende de feiten met betrekking tot de valse kwitanties. Hij verklaarde dat kwitanties van [F] waarop bedragen van € 500 of hoger zijn vermeld vrijwel allemaal vals zijn.

Tevens verklaarde [G] dat, nadat in 2014 de ANBI-status van [F] was ingetrokken, door [F] ook met sponsorovereenkomsten werd gefraudeerd. De in de sponsorovereenkomsten vermelde bedragen werden door de sponsor per bank betaald en vervolgens betaalde [F] 90% van het gestorte bedrag contant terug aan de sponsor.

(…)

[X] is één van de verdachten die, via zijn onderneming [E] VOF, in samenwerking met de [F] vervalste sponsorovereenkomsten heeft opgemaakt.

(…)

Door onderzoek is vastgesteld dat naar de bankrekening van [F] in de periode 19 november 2014 tot en met 30 november 2016 overboekingen zijn verricht vanaf de bankrekening van [E] voor een totaal bedrag van € 223.666. Tevens is vastgesteld dat in deze periode kasuitgaven door [F] zijn verricht aan [E] voor een totaal bedrag van € 190.650.

(…)

Op 14 maart 2017 heeft [G] over de sponsorovereenkomsten en (terug) betalingen met [E] het volgende verklaard:

"Ja dat bedrijf [E] ken ik. Ik ken een iemand dat is [X] . Dat is een bedrijf die sponsoring overeenkomsten wilde. Dit ging echt over hogere bedragen. Zij betaalden via de bank. Van de bedragen was 10% voor de [F] en de rest werd door mij contant terugbetaald aan [X] persoonlijk.”

(…)

V-043-02 p.4 Verklaring(en) verdachte [X]

‘Ik ben vanaf het begin eerlijk tegen u geweest. Ik ben in verwarring door de situatie waarin ik zit. Ik heb betaald. U zegt dat ik alles heb terug gekregen dat is niet waar. Ik heb geld terug gekregen. Ik kan u bevestigen dat van al het geld dat ik en [E] per bank hebben overgemaakt naar de [F] dat ik hiervan 90 procent contant heb terug gekregen. Dit geld heb ik nergens verantwoord in de administratie van [E] . Het geld dat ik heb terug gekregen dat heb ik voor mijn privé gebruikt, zoals het kopen van een auto de bruiloft en vakantie. Het geld kreeg ik contant terug (…)

V-042-02 Verklaringen [D]

Naast [X] was ook zijn broer [D] vennoot van [E] . [D] is ook als verdachte gehoord. Hij verklaarde dat hij niets wist van de sponsorovereenkomsten en sponsorbetalingen aan [F] .

V-043-01 P2 De verklaring van [D] wordt bevestigd door de verklaring van [X] die verklaarde: “Mijn broer heeft hier totaal niets mee te maken."

2.6

Op 4 oktober 2017 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de aangifte IB/PVV 2015.

2.7

Op 14 november 2017 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV 2016 ingediend met een verzamelinkomen van € 58.586. In de aangifte IB/PVV 2016 is een bedrag van € 582.469 aan kosten ten laste van de winst gebracht.

2.8

Het boekenonderzoek (2.6) is op 11 december 2017 aangevangen. Op 14 december 2017 heeft de Inspecteur het boekenonderzoek uitgebreid naar de aangifte IB/PVV 2016 en daarvan mededeling gedaan aan de boekhouder van belanghebbende.

2.9

Tijdens het boekenonderzoek heeft de Inspecteur gevraagd om een onderbouwing van een deel van de in de aangiften IB/PVV opgevoerde kosten.

2.10

Bij brief van 3 januari 2018 gericht aan “ [E] V.O.F.” heeft de Inspecteur onder meer het volgende geschreven:

“Aankondiging (uitbreiding) boekenonderzoek

Geachte heer [X] ,

(…) Dat houdt in dat de aangiften inkomstenbelasting 2015 en 2016 van de heer [X] [BSN nr] in het onderzoek word betrokken. Er is reeds een aankondigingsbrief gemaild met betrekking tot 2015 op 4 oktober 2017. De uitbreiding naar 2016 is op 14 december 2017 per mail aan uw boekhouder medegedeeld.

(…)

De aangifte inkomstenbelasting is inmiddels geautomatiseerd geregeld. Dat wil zeggen dat er een aanslag wordt opgelegd met een dagtekening in 2018. Dit proces is niet meer te stoppen. Het kan zijn dat er uit het onderzoek correcties voorkomen. U kunt zich niet beroepen op het feit dat er geen sprake is van het ontbreken van een nieuw feit, wat benodigd is voor het opleggen van een navorderingsaanslag, ten zij er sprake is van kwade trouw. (…)”

2.11

De aanslag IB/PVV 2016 is, met dagtekening 26 januari 2018, conform de ingediende aangifte vastgesteld.

2.12

Op 22 mei 2018 heeft belanghebbende een onderbouwing van de in aftrek gebrachte kosten met onderliggende stukken verstuurd aan de Inspecteur.

2.13

Daarop heeft de Inspecteur op 13 juni 2018 nadere vragen gesteld aan belanghebbende. Op deze vragen is door belanghebbende niet gereageerd.

2.14

De Inspecteur heeft een aantal van de op 22 mei 2018 ingezonden stukken laten onderzoeken door een documentdeskundige van de Douane. Hiervan is op 28 juni 2018 een proces-verbaal opgemaakt. Daarin is onder meer vermeld:

TECHNISCHE BEVINDINGEN

Productie 7 betroffen;

• Koopovereenkomst d.d. 11-02-2015 tussen " [H] ” en “ [E] V.O.F."

• Reclameovereenkomst d.d. 25-08-2015 “ [I] ” en “ [E] V.O.F."

• Zorgovereenkomst d.d. 04-06-2015 tussen “ [J] ” en “ [E] V.O.F."

• Zorgverslag, 2015 “ [J] " d.d. 01-07-2015

• Zorgverslag, 2015 [K] van “ [J] " d.d. 09-07-2015

• Zorgverslag, 2015 [L] van “ [J] ” d.d. 09-07-2015

• Zorgverslag, 2015 [M] van “ [J] " d.d. 06-07-2015

Productie 8 betrof:

• Overeenkomst d.d. 29-04-2016 “ [N] " Turkse Belastingdienst [O] en “ [E] V.O.F."

Tijdens het onderzoek van voornoemde 8 documenten heb ik met inzet van geavanceerde onderzoeksapparatuur, door de overheid aan mij beschikbaar gesteld, de volgende kenmerken op de daarbij behorende monitor gezien:

1. vellen papier(A4) met dezelfde identieke eigenschappen.(afmeting, opaciteit, vezelstructuur en UV-reflectie)

2. Alle 8 documenten met dezelfde overeenkomende gedetailleerde unieke printer-specifieke eigenschappen (dezelfde printer).

CONCLUSIE

Voornamelijk gelet op mijn bevindingen bij punt 2;

“...(dezelfde printer,).

kortom zeer ongebruikelijk, dan vrijwel onmogelijk dat vijf verschillende bedrijven/instanties precies dezelfde output (dezelfde combinatie papier/1 laserprinter) betrof, hetgeen mij overtuigde dat de aangeboden 8 documenten in productie 7 + 8 gefingeerd waren en derhalve valse documenten betroffen.

Waarvan door mij, [P] op ambtseed is opgemaakt dit Proces Verbaal en ondertekend te Amsterdam op 28 juni 2018.”

2.15

De Inspecteur heeft op 2 juli 2018 aan belanghebbende gemaild dat hij heeft geconstateerd dat een gedeelte van de door de belanghebbende verstrekte stukken vals zijn en dat hij daarvan proces-verbaal van heeft opgemaakt.

2.16

Met dagtekening 31 augustus 2018 is het controlerapport uitgebracht. Hierin is aangekondigd dat de aangiften IB/PVV voor de jaren 2015 en 2016 worden gecorrigeerd. Verder in daarin onder meer vermeld:

3.1 Liquide middelen

Er worden veel kasuitgaven gedaan. Er is geen goed ingericht kasboek bijgehouden. De uitgaven worden gedaan nadat er eerst privé opnames zijn geboekt. Uit deze privé opnames worden de zakelijke uitgaven gedaan die vervolgens middels een (memo)boeking worden tegen geboekt op de privé opnames.

Door het ontbreken van een kasadministratie is het niet mogelijk om de uitgaven te controleren.

4.2 2015

Sponsorkosten (…) en giften (…)

Er zijn kosten in aftrek genomen onder de noemer "giften" en "sponsoring". De bedragen zijn contant betaald. Niet duidelijk is wanneer de bijeenkomsten zijn geweest, welke

4.3 2016

Evenementen (…)

Er zijn verschillende facturen ontvangen van [Q] dagbesteding. (…) Er zijn memoboekingen gemaakt in de boekhouding. Uit de boekingen blijkt dat het geld eerst door de vennoten is opgenomen en vervolgens is betaald. (…) Uit onderzoek is gebleken dat deze kosten naar alle waarschijnlijkheid niet zijn gemaakt. Er is geen toelichting gekomen op de vragen die hierover zijn gesteld. Zo is niet duidelijk wie er zijn geweest en op welk moment. Geen specificaties zijn verstrekt over de inhoud van de evenementen, geen offertes of anders vastleggingen (mailverkeer enz.) zijn verstrekt. (…)

4.4 2015

Evenementen [F] (…)

Een groot aantal betalingen omzet als omschrijving "evenementen" hebben betrekking op de [F] . Uit onderzoek is gebleken dat deze kosten niet zijn gemaakt. (…)

4.5 2016

Evenementen [F] (…)

Een groot aantal betalingen omzet als omschrijving "evenementen" heeft betrekking op de [F] . Uit onderzoek is gebleken dat deze kosten niet zijn gemaakt.

4.6 2016

Reclamekosten (…)

Er zijn kosten in aftrek genomen onder de noemer "Reclamekosten".

Soms ontbreken de facturen en op vragen naar een nadere onderbouwing van deze uitgaven is geen of onvoldoende antwoord gekomen. Er is vanuit de administratie geen informatie verstrekt waaruit de contacten blijken met degenen aan wie is betaald. Geen offertes of mailverkeer zijn verstrekt.

4.7 2015

Inkopen dagbesteding (…)

Er is in 2015 een bedrag van € 34.666,37 in aftrek gebracht. Het betreft inkopen bij [R] V.O.F. te [S] . Dit is een supermarkt. Het betreft boekingen die via privé opnames zijn betaald. Er zijn maandfacturen waar gespecificeerd staat welke levensmiddelen, hoeveel en tegen welk bedrag er aankopen zijn gedaan. Er zou op ten minste drie dagen per week inkopen zijn gedaan in [S] , vanuit [Z] . Er zou per keer dat er inkopen zijn gedaan een kassabon zijn verstrekt. Maandelijks is er een verzamelfactuur gemaakt. Als toelichting is verteld dat de inkopen zijn bedoeld voor de bijeenkomsten die in de opvang plaats hebben gevonden. Er is geen nadere toelichting verstrekt op de aankopen: wanneer ze hebben plaatsgevonden en voor welke gelegenheid het is bedoeld en wie daar aanwezig waren. (…) In 2016 worden geen inkopen gedaan bij de supermarkt uit [S] .

4.8

Inkopen dagbesteding 2015 (…)

In 2015 zijn kosten geboekt onder [grootboeknummer] waarvan het zakelijk karakter noch de uitgaaf is onderbouwd. Er zijn geen originele facturen overgelegd. De kopie facturen zijn in het Turks gesteld. De betalingen zijn contant gedaan. Op vragen naar een nadere onderbouwing van deze uitgaven is uiteindelijk antwoord gekomen door het sturen van stukken. (…) Uit nader onderzoek ( [T] ) is gebleken dat er geen melding is gedaan door enkele personen voor langere tijd in het buitenland is verbleven.

4.9

Werk derden 2016 (…)

Er is middels een memoboeking een bedrag van € 68.000 als "werk derden" in aftrek gebracht. (…)De uitgaven zijn contant gedaan in een aantal deelbetalingen. Er is een factuur aanwezig die in het Turks is gesteld. Op vragen naar een nadere onderbouwing van deze uitgaven is uiteindelijk antwoord gekomen door het sturen van stukken.

(…)

2.17

Met dagtekening 29 september 2018 zijn de navorderingsaanslagen IB/PVV 2015 en IB/PVV 2016 aan belanghebbende opgelegd.

2.18

De navolgende kosten van [E] zijn door de Inspecteur gecorrigeerd met de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 (waarvan 50% voor belanghebbende):

Rubriek

Hoogte correctie kostenpost

Sponsorkosten en giften

€ 25.500

Inkopen dagbesteding

€ 130.000

Inkopen levensmiddelen

€ 34.666

Evenementen [F]

€ 234.500

Totaal

€ 424.666

2.19

De volgende kosten van [E] zijn door de Inspecteur gecorrigeerd met de navorderingsaanslag IB/PVV 2016 (waarvan 50% voor belanghebbende):

Rubriek

Hoogte correctie kostenpost

Evenementen [Q]

€ 45.983

Evenementen [F]

€ 108.550

Reclamekosten

€ 34.450

Werk derden

€ 68.000

Totaal

€ 256.983

2.20

Bij uitspraken van 22 januari 2020 heeft de Rechtbank de beroepen van belanghebbende met betrekking tot de navorderingsaanslagen ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft tegen die uitspraken hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil

3.1

In hoger beroep is met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV 2016 tussen partijen in geschil of de Inspecteur na het opleggen aan belanghebbende van de definitieve aanslag IB/PVV 2016 nog de bevoegdheid had om een navorderingsaanslag over dat jaar op te leggen; met name is daarbij in geschil of er sprake is van een ambtelijk verzuim en of belanghebbende erop mocht vertrouwen, dat met het conform de door belanghebbende ingediende aangifte opleggen van de definitieve aanslag 2016 zijn IB-verplichtingen voor dat jaar waren afgehandeld. Voor beide jaren, 2015 en 2016, is verder tussen partijen in geschil of belanghebbende de omvang en zakelijkheid van de door de Inspecteur gecorrigeerde kosten van [E] aannemelijk heeft gemaakt.

3.2

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Inspecteur voor het jaar 2016 niet beschikt over een navordering rechtvaardigend ‘nieuw feit’; naar de mening van belanghebbende is sprake van een ambtelijk verzuim en was belanghebbende ter zake van dat feit te goeder trouw. Belanghebbende stelt voorts dat de gecorrigeerde ondernemingskosten daadwerkelijk zijn gemaakt en dat deze kosten steeds een zakelijk karakter hebben. Met het corrigeren van de door belanghebbende in aanmerking genomen ondernemingskosten over de jaren 2015 en 2016 gaat de Inspecteur ten onrechte op de stoel van de ondernemer zitten, aldus nog steeds belanghebbende.

3.3

De Inspecteur stelt dat wel sprake is van een ‘nieuw feit’ dat navordering rechtvaardigt. Primair stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat geen sprake is van een ambtelijk verzuim. Subsidiair stelt de Inspecteur dat zo sprake zou zijn van een ambtelijk verzuim met betrekking tot het jaar 2016, dit voor belanghebbende kenbaar was, en navordering in dat geval is toegestaan op de voet van artikel 16, tweede lid, letter c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Met betrekking tot de gecorrigeerde ondernemingskosten stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat belanghebbende voor een deel ervan de kosten niet aannemelijk heeft gemaakt en dat belanghebbende daarnaast voor het overige de zakelijkheid van die kosten niet aannemelijk heeft gemaakt.

3.4

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de Inspecteur en tot vernietiging van de navorderingsaanslagen en rentebeschikkingen.

3.5

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing