Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6297, 20/00756

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6297, 20/00756

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 juni 2021
Datum publicatie
9 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:6297
Formele relaties
Zaaknummer
20/00756

Inhoudsindicatie

BPM. Vermindering (afschrijving).

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 20/00756

uitspraakdatum: 29 juni 2021

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 juli 2020, nummer AWB 19/3687, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

(gemachtigde mr. [A] )

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 26 oktober 2018 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 174 aan belanghebbende te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.572.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft verweer gevoerd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 25 mei 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 21 maart 2018 aangifte BPM gedaan voor registratie in het kentekenregister van een Mercedes-Benz M-klasse 350 (hierna: de auto). De auto heeft als datum van eerste toelating 1 juli 2014. De auto is in de Verenigde Staten van Amerika gebruikt en op 30 januari 2017 ingevoerd in Duitsland. Na gebruik in Duitsland is de auto in maart 2018 overgebracht naar Nederland. De auto is voorzien van twee onderdelen welke afwijken van de Europese uitvoeringen. De koplampen wijken af van de Europese variant en de klimaatregeling kan de temperatuur slechts in Fahrenheit weergeven.

2.2.

In de (bijlage bij de) aangifte is ervoor gekozen de in artikel 10, lid 2, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: de Wet) bedoelde afschrijving te bepalen met behulp van een taxatierapport. In het bij de aangifte gevoegde taxatierapport is de handelsinkoopwaarde van de auto gesteld op € 14.099, zijnde de handelsinkoopwaarde met normale gebruiksschade overeenkomstig de Eurotaxglass’s koerslijst (hierna: de koerslijst) van € 29.995 en een waardevermindering vanwege aanwezige schade van € 15.896. Bij het berekenen van die waardevermindering is volgens de bijgevoegde calculatie rekening gehouden met de kosten van het vervangen van het bedieningsapparaat van de verwarming/airco, van de behuizing van de middenconsole en van de twee koplampen. De verschuldigde BPM bedraagt volgens de aangifte € 2.311.

2.3.

De Inspecteur heeft na een ingesteld onderzoek het standpunt ingenomen dat buiten de normale sporen van gebruik geen sprake is van schade. Hij heeft de verschuldigde BPM berekend op € 5.324 en een naheffingsaanslag BPM van € 3.013 opgelegd.

2.4.

Ter zitting bij de Rechtbank hebben partijen overeenstemming bereikt over de uit de koerslijst volgende handelsinkoopwaarde (zonder andere schade dan normale gebruiksschade) van de auto. Deze is vastgesteld op € 27.458.

2.5.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van andere schade dan normale gebruiksschade, zodat moet worden uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 27.458. Wel heeft de Rechtbank aanleiding gezien vanwege de afwijkende koplampen en klimaatregeling een waardevermindering van € 1.000 in aanmerking te nemen. Naar het oordeel van de Rechtbank is daarbij geen sprake van schade, maar wel van omstandigheid die de waarde vermindert. Het bedrag van de waardevermindering heeft de Rechtbank in goede justitie bepaald. Met inachtneming van een handelsinkoopwaarde van € 26.458 heeft de Rechtbank de verschuldigde BPM vastgesteld op € 4.432 (26.458/90.242 x 15.117) en de naheffingsaanslag op € 2.121.

3 Geschil

In hoger beroep is in geschil of bij het berekenen van de verschuldigde BPM moet worden uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 27.458 (standpunt Inspecteur) of van een handelsinkoopwaarde van € 26.458 (standpunt belanghebbende). Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat geen sprake is van schade.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing