Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6734, 20/00332 t/m 20/00336

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6734, 20/00332 t/m 20/00336

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
13 juli 2021
Datum publicatie
23 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:6734
Formele relaties
Zaaknummer
20/00332 t/m 20/00336

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling bedrijfsruimten.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 20/00332 tot en met 20/00336

uitspraakdatum: 13 juli 2021

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 december 2019, nummers UTR 19/358, UTR 19/360, UTR 19/361, UTR 19/362 en UTR 19/364, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) heeft de heffingsambtenaar de waarde van de volgende onroerende zaken voor het jaar 2018, per waardepeildatum 1 januari 2017, als volgt vastgesteld:

[a-straat] 18 18 te [plaats1]

€ 719.000

[a-straat] 20 te [plaats1]

€ 257.000

[a-straat] 20A te [plaats1]

€ 225.000

[a-straat] 20B te [plaats1]

€ 242.000

[a-straat] 20C te [plaats1]

€ 495.000

Tegelijk met deze beschikkingen zijn voor het jaar 2018 aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in een geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikkingen en de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2021. Namens belanghebbende is verschenen mr. [naam1] . Namens de heffingsambtenaar is verschenen mr. [naam2] , bijgestaan door taxateur [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.7.

Na afloop van de zitting heeft belanghebbendes gemachtigde stukken afgegeven bij de informatiebalie (onder meer) betreffende deze procedure. Het Hof heeft in die stukken geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen en slaat hierop verder geen acht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken gelegen op het bedrijventerrein [naam4] te [plaats1] .

2.2.

[a-straat] 18 betreft een kantoorgebouw (bouwjaar 1978) met een oppervlakte van 1.371 m2. Het kantoorgebouw doet dienst als bedrijfsverzamelgebouw en wordt verhuurd aan verschillende huurders.

2.3.

De overige onroerende zaken betreffen bedrijfsruimten (bouwjaar 2011) met de volgende oppervlakten:

[a-straat] 20

[a-straat] 20A

[a-straat] 20B

[a-straat] 20C

Werkruimte

495 m2

434 m2

467 m2

590 m2

Showroom

315 m2

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de waarden van de onroerende zaken per de waardepeildatum te hoog zijn vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de toe te passen kapitalisatiefactor.

3.2.

Ter zitting van het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende het geschil nadrukkelijk hiertoe beperkt. Alle overige grieven, ook die over de aan [a-straat] 20C toe te kennen oppervlakte(n), heeft hij uitdrukkelijk en ondubbelzinnig laten varen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing