Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6739, 20/00704

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6739, 20/00704

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
13 juli 2021
Datum publicatie
23 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:6739
Formele relaties
Zaaknummer
20/00704

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Giftenaftrek.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00704

uitspraakdatum: 13 juli 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (hierna: de Rechtbank) van 11 september 2019, nummer SGR 19/2669, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Den Haag (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.670. Tevens is bij beschikking € 359 belastingrente in rekening gebracht.

1.2

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de beschikking belastingrente. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3

Het tegen deze uitspraak op bezwaar door belanghebbende ingestelde beroep is door de Rechtbank bij uitspraak van 11 september 2019 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft op 22 oktober 2019 tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 10 maart 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [naam1] als gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [naam2] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [naam3] . Deze zaak is met instemming van partijen ter zitting gezamenlijk behandeld met het hoger beroep van [naam4] (nummer 20/00703).

1.6

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is het gehele jaar 2013 de fiscale partner van [naam4] (de partner).

2.2

Belanghebbende heeft op 24 maart 2014 aangifte gedaan voor de IB/PVV 2013, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.870, bestaande uit looninkomsten van € 39.670 verminderd met een bedrag van € 4.800 aan scholingsuitgaven. De ingehouden loonheffing bedraagt € 11.919.

2.3

De definitieve aanslag is met dagtekening 10 april 2015 conform de aangifte vastgesteld.

2.4

Bij brief van 14 maart 2018 zijn door de Inspecteur aan belanghebbende vragen gesteld met betrekking tot de door belanghebbende voor de jaren 2013 en 2014 geclaimde scholingsuitgaven. Omdat belanghebbende voor het jaar 2013 de gevraagde informatie niet heeft verstrekt, heeft de Inspecteur de door belanghebbende geclaimde aftrek in verband met scholingsuitgaven gecorrigeerd en met dagtekening 17 november 2018 de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd.

2.5

In het tegen de navorderingsaanslag ingediende bezwaar heeft belanghebbende zich onder meer op het standpunt gesteld dat hij in aanmerking komt voor giftenaftrek. De in aanmerking te nemen giften zijn volgens belanghebbende:

- onder de noemer “Minfin” €11.919, zijnde de ten laste van belanghebbende ingehouden loonheffing, en

- onder de noemer “Minfin2” € 10.556, zijnde de ten laste van de partner ingehouden loonheffing.

Het totaalbedrag van de door belanghebbende geclaimde giften bedraagt € 22.475. Na toepassing van het drempelbedrag claimt belanghebbende een bedrag aan giftenaftrek van € 7.604 waarvan een bedrag van € 7.550 wordt toegerekend aan belanghebbende en een bedrag van € 54 aan de partner.

2.6

Met dagtekening 4 april 2019 heeft de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende afgewezen. Het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep is door de Rechtbank bij de bestreden uitspraak ongegrond verklaard.

3 Het geschil

3.1

In hoger beroep is nog in geschil of de Inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 aan belanghebbende de giftenaftrek terecht heeft geweigerd. Specifiek is in geschil of de ingehouden en afgedragen loonheffing als (periodieke) gift aftrekbaar is.

3.2

Belanghebbende stelt dat de ingehouden en afgedragen loonheffing als periodieke gift in aanmerking mag worden genomen. Belanghebbende wijst er op dat verplichte bijdragen aan de kerk immers ook aftrekbaar zijn. Volgens belanghebbende is belasting geen onverplichte bijdrage en is de Belastingdienst aan te merken als een algemeen nut beogende instelling (ANBI). Belanghebbende stelt dat de jurisprudentie van de afgelopen vijf jaar – waarin telkens is geoordeeld dat betaalde belastingen geen (aftrekbare) giften zijn – onbegrijpelijk is en nog vragen openlaat en leidt tot rechtsongelijkheid.

3.3

De Inspecteur stelt dat geen sprake is van giften in de zin van de wet. Er is geen sprake van bevoordelingen uit vrijgevigheid, aldus de Inspecteur.

3.4

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de Inspecteur, en vernietiging van de navorderingsaanslag en de beschikking belastingrente.

3.5

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing