Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6898, 19/01487

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6898, 19/01487

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
20 juli 2021
Datum publicatie
30 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:6898
Zaaknummer
19/01487

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling agrarisch object.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer: 19/01487

uitspraakdatum: 20 juli 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 oktober 2019, nummer AWB 19/1825, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Nunspeet (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] 77 te [woonplaats] , per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 185.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 316,35 en voor het gebruikersgedeelte op € 125,10.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, de beschikking verminderd tot € 182.000 en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

Bij brief van 17 februari 2021 heeft het Hof belanghebbende een viertal data voor het onderzoek ter zitting van een aantal lopende zaken voorgesteld. Belanghebbende heeft daarop het Hof bericht dat hij op geen van die data beschikbaar is, maar voor de behandeling van de onderhavige zaak en van zaak 20/00663 beschikbaar is op donderdagmiddag 23 juni 2021. Het Hof heeft belanghebbende op 16 april 2021 door middel van twee in één (aangetekend verzonden) enveloppe gevoegde brieven uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van deze zaken op 23 juni 2021. De aangetekende enveloppe is door belanghebbende niet in ontvangst genomen en evenmin door hem opgehaald op het door de postbode aangegeven PostNL afhaaladres. Het Hof heeft de uitnodigingen op 6 mei 2021 retour ontvangen van PostNL. Op 21 mei 2021 heeft het Hof belanghebbende nogmaals uitgenodigd voor de zitting. De enveloppe met deze twee brieven is op 2 juni 2021 door het Hof retour ontvangen met daarop de mededeling “geweigerd”. Op 17 juni 2021 heeft het Hof belanghebbende bij gewone brief bericht dat de samenstelling van de zetel is gewijzigd. Daarbij heeft het Hof belanghebbende wederom gewezen op datum en tijdstip van de zitting. Op 28 juni 2021 heeft het Hof de aangetekende enveloppe retour ontvangen met daarop de mededeling dat geen brievenbus is aangetroffen. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht. Belanghebbende is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is in het jaar 2018 eigenaar en gebruiker van een agrarisch object (hierna: de onroerende zaak) met verschillende opstallen, bestaande uit een woning, drie bergingen, een pluimveestal, twee vleeskalverenstallen, een mestkelder, een was- en kleedruimte en een carport. De oppervlakte van het perceel is 12.045 m².

2.2.

De heffingsambtenaar heeft in beroep een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 24 april 2019 door taxateur [naam1] . In dit rapport wordt de waarde van de onroerende zaak gesteld op € 216.000. In het rapport is vermeld dat bij de waardering gebruik is gemaakt van de landelijke Taxatiewijzer voor agrarische gebouwen. Van de 12.045 m² totale kaveloppervlakte is 9.420 m² als cultuurgrond aangemerkt en buiten de waardering gebleven. De ondergrond van de gebouwen, de tuin van de woning en het erf van de bedrijfsgebouwen (totaal 2.625 m²) zijn wel in de waardering meegenomen. Tot het rapport behoort een matrix waarin de verschillende onderdelen van de onroerende zaak zijn gewaardeerd. De ondergrond, tuin en erf zijn hierin gewaardeerd op € 105.303. De opstallen zijn gewaardeerd op € 80.146, zodat de waardering volgens deze matrix in totaal uitkomt op € 185.449.

2.3.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar de beschikte waarde van € 185.000 niet aannemelijk heeft gemaakt, dat de ondergrond, tuin en erf niet onder de cultuurgronduitzondering vallen en dat belanghebbende de door hem bepleite waarde van de opstallen (€ 45.000) evenmin aannemelijk heeft gemaakt. De Rechtbank heeft de waarde vervolgens in goede justitie vastgesteld op € 182.000.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum. Meer in het bijzonder is in geschil of de uitzondering voor cultuurgronden ook op de ondergrond, de tuin en het erf van toepassing is en of verschillende opstallen niet te hoog zijn gewaardeerd.

3.2.

Volgens belanghebbende bedraagt de waarde van het geheel (opstallen, ondergrond, erf en tuin) € 150.000, waarvan € 105.000 als waarde van cultuurgrond voor de ondergrond, erf en tuin buiten beschouwing moet blijven. De vast te stellen waarde bedraagt dan € 45.000.

3.3.

Volgens de heffingsambtenaar bedraagt de waarde van het geheel (opstallen, ondergrond, erf en tuin) ten minste € 185.000, zijnde de bij beschikking vastgestelde waarde. De hierin begrepen waarde van ondergrond erf en tuin van (afgerond) € 105.000 dient niet buiten beschouwing te blijven.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing