Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6900, 20/00329 t/m 20/00331

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6900, 20/00329 t/m 20/00331

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
20 juli 2021
Datum publicatie
30 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:6900
Zaaknummer
20/00329 t/m 20/00331

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling bedrijfspand.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 20/00329 tot en met 20/000331

uitspraakdatum: 20 juli 2021

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 8 januari 2020, nummers UTR 19/378, 19/379 en 19/380, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van het object aan de [adres1] 20C in [vestigingsplaats] (hierna: de onroerende zaak) voor het belastingjaar 2016 (waardepeildatum 1 januari 2015) vastgesteld op € 318.000, voor het belastingjaar 2017 (waardepeildatum 1 januari 2016) vastgesteld op € 318.000 en voor het belastingjaar 2018 (waardepeildatum 1 januari 2017) vastgesteld op € 495.000.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar de vastgestelde waarden gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 8 januari 2020 het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2020. Namens belanghebbende is verschenen mr. [naam1] . Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [naam2] en taxateur [naam3] . Na sluiting van het onderzoek ter zitting is dat onderzoek op de voet van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heropend bij brief van 20 november 2020. In deze brief is de heffingsambtenaar verzocht het Hof bepaalde stukken te doen toekomen, te weten de door de eigenaar van het object verstrekte huuroverzichten, de tekeningen van de onroerende zaak met daarbij gevoegd eventuele berekeningen die van de oppervlakte zijn gemaakt en de verhuuradvertentie van de onroerende zaak. De heffingsambtenaar heeft deze stukken bij brief van 1 december 2020 aan het Hof doen toekomen.

1.7.

Belanghebbende heeft op 12 mei 2021 en op 31 mei 2021 nadere stukken ingediend.

1.8.

Op 14 juni 2021 heeft een tweede zitting plaatsgevonden. Op deze zitting zijn namens partijen dezelfde personen verschenen. Van beide zittingen is een proces-verbaal opgemaakt. Deze processen-verbaal zijn aan de uitspraak gehecht.

2 Feiten

Belanghebbende is gebruiker (huurder) van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een in 2011 gebouwd bedrijfspand met showroom op het bedrijventerrein [naam4] in [vestigingsplaats] .

3 Geschil

3.1.

In zijn brief van 31 mei 2021 en ter zitting heeft belanghebbende zich op het standpunt gesteld dat de waarde van de onroerende zaak in alle drie de in geschil zijnde jaren op € 318.000 dient te worden vastgesteld. Dit brengt mee dat het geschil zich in hoger beroep beperkt tot het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2018 op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.

3.2.

De heffingsambtenaar verdedigt de vastgestelde waarde van € 495.000. Ter staving daarvan wijst de heffingsambtenaar op een taxatiematrix van taxateur [naam5] van 17 september 2019. De daarin vermelde vergelijkingspanden zijn eveneens gelegen op het bedrijventerrein [naam4] in [vestigingsplaats] .

3.3.

Belanghebbende heeft ter zitting uitdrukkelijk het beroep op betalingsonmacht ingetrokken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing