Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6905, 20/00694

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6905, 20/00694

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
20 juli 2021
Datum publicatie
30 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:6905
Formele relaties
Zaaknummer
20/00694

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Objectafbakening.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00694

uitspraakdatum: 20 juli 2021

Uitspraak van de achttiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 april 2020, nummer AWB 19/6425, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] 64 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 546.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 1.283,10.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 518.000 en de opgelegde aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd tot € 1.217,30.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 30 juni 2021. Belanghebbende is vertegenwoordigd door [naam1] . Wegens problemen met het tot stand brengen van de beeld- en geluidsverbinding heeft [naam2] , namens de heffingsambtenaar, op eigen initiatief telefonisch aan de zitting deelgenomen.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft een in 1933 gebouwde hoekwoning met souterain en dakkapel, die in 2010/2011 volledig is gerenoveerd en gemoderniseerd. De woning heeft een inhoud van 618 m3 (inclusief souterain).

2.2.

De woning is gelegen op een kadastreel perceel met een oppervlakte van 222 m2. Op een deel van dit perceel (36 m2) rust een recht van overpad. Het recht van overpad heeft betrekking op de naast en achter de woning gelegen brandgang. De brandgang is afgescheiden van de woning en de tuin door middel van een laag hekje in de voortuin, de zijmuur van de woning en een schutting in de achtertuin.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2018.

3.2.

Ter zitting zijn partijen tot overeenstemming gekomen dat:

-

het Hof in hoger beroep uitsluitend de vraag dient te beantwoorden of de afbakening van het object [adres] 64 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) juist is (standpunt heffingsambtenaar) of dat een gedeelte van 36 m2 waarop een recht van overpad rust buiten de objectafbakening dient te worden gehouden (standpunt belanghebbende),

-

indien het gelijk ten aanzien van de objectafbakening aan de heffingsambtenaar is, de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2018 dient te worden vastgesteld op € 510.000,

-

indien het gelijk ten aanzien van de objectafbakening aan belanghebbende is, de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2018 dient te worden vastgesteld op € 500.000,

-

de aanslag OZB dienovereenkomstig wordt verminderd,

-

de heffingsambtenaar naast de reeds bestaande veroordeling in de proceskosten voor de bezwaarfase wordt veroordeeld in de proceskosten van beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 2.136 (4 punten (beroepschrift, zitting, hogerberoepschrift, zitting) wegingsfactor 1, waarde per punt € 534), en

-

de heffingsambtenaar wordt gelast het griffierecht te vergoeden te weten € 47 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 131 in verband met het hoger beroep bij het Hof.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing