Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:7244, 1900470

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:7244, 1900470

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 juli 2021
Datum publicatie
6 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:7244
Zaaknummer
1900470

Inhoudsindicatie

BPM. Ontvankelijkheid hoger beroep. Gerede twijfel over vertegenwoordigingsbevoegdheid gemachtigde.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/00470

uitspraakdatum: 27 juli 2021

Uitspraak van de eenentwintigste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 maart 2019, nummer AWB 18/417, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft een bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) op aangifte voldaan.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft op 6 april 2021 een nader stuk met bijlagen ingezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 9 april 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] (hierna: [naam1] ), bijgestaan door [naam2] . Alsmede namens de Inspecteur, mr. [naam3] , bijgestaan door [naam4] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.7.

Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst om [naam1] in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren op het nader stuk van de Inspecteur (zie 1.5) en met partijen afgestemd dat het Hof daarna het onderzoek ter zitting – zonder nadere zitting – zal sluiten.

1.8.

[naam1] heeft na herhaald verzoek niet binnen de daartoe gestelde termijnen gereageerd. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Namens belanghebbende heeft [naam1] op 15 april 2019 hoger beroep ingesteld. Bij het hogerberoepschrift is een machtiging, gedateerd 28 februari 2018, gevoegd. Volgens de tekst van de machtiging ziet deze op geschillen met de RDW.

2.2.

Het Hof heeft bij brief van 14 mei 2019 [naam1] verzocht om een recente, op naam van belanghebbende gestelde volmacht over te leggen.

2.3.

In reactie hierop heeft [naam1] aan het Hof bij faxbericht van 11 juni 2019 een machtiging, gedagtekend 15 mei 2019, overgelegd. Deze machtiging vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“(…)

Hierbij machtigt;

De heer [belanghebbende] , wonende te [adres] , [woonplaats] ;

(…)

Naam: [belanghebbende]

Datum: 15-05-2019

Plaats: [woonplaats]

Handtekening: (…)”

2.4.

Uit het nader stuk van de Inspecteur, gedagtekend 6 april 2021, volgt dat de Inspecteur naar aanleiding van de in hoger beroep overgelegde machtiging onderzoek heeft gedaan naar de rechtsgeldigheid van de machtiging. Volgens dit onderzoek komt de handtekening niet overeen met de handtekening op het identiteitsbewijs van belanghebbende en het op de machtiging vermelde adres niet met het adres van belanghebbende, afkomstig uit de gemeentelijke basisadministratie.

2.5.

In het kader van het onderzoek heeft de Inspecteur op 22 augustus 2018 telefonisch contact opgenomen met belanghebbende. Volgens een onder ambtseed afgelegde schriftelijke verklaring, gedagtekend 6 april 2021, heeft belanghebbende het volgende tegenover de Inspecteur verklaard:

“(…) Hij [Hof: belanghebbende] heeft mij [Hof: de Inspecteur] telefonisch aangegeven geen machtiging te hebben ondertekend voor het voeren van bezwaar en beroep. Daartoe heeft de heer [belanghebbende] mij een kopie van zijn id-bewijs gemaild. Daar valt duidelijk te zien dat de machtiging niet getekend is door de heer [belanghebbende] . Ook geeft de heer [belanghebbende] aan reeds sinds 3 september 2018 niet meer in [woonplaats] te wonen maar in [plaats] . (…)”

2.6.

Tot de stukken van het geding behoort voorts een kopie van het identiteitsbewijs van belanghebbende.

3 Geschil

In geschil is of het hoger beroep ontvankelijk is.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing