Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:7247, 2000940

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:7247, 2000940

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 juli 2021
Datum publicatie
6 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:7247
Zaaknummer
2000940

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Compromis ter zitting.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer: 20/00940

uitspraakdatum: 27 juli 2021

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 september 2020, nummer AWB 19/7507, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 88.638. Tevens is bij beschikking € 1.209 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 15 november 2019 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen tijdig beroep ingesteld. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 17 september 2020 het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2021 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede namens de Inspecteur mr. [naam1] en mr. [naam2] .

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is tot 24 april 2015 op huwelijkse voorwaarden getrouwd geweest met zijn ex-partner. Belanghebbende en zijn ex-partner zijn ieder voor de helft eigenaar van de voormalige echtelijke woning (hierna: de woning). Belanghebbende is in maart 2013 uit de woning vertrokken..

2.2.

De ex-partner van belanghebbende heeft de familierechter van de rechtbank Gelderland in 2014 verzocht een aantal voorlopige voorzieningen te treffen voor de duur van de procedure. Bij beschikking van 27 mei 2014 heeft de rechtbank op het verzoek beslist. In deze beschikking staat onder meer het volgende:

“De man voert geen verweer tegen het verzoek om te bepalen dat ieder van partijen de helft van de hypotheeklasten verbonden aan de echtelijke woning zal betalen, zodat de rechtbank dat in aanmerking zal nemen.

(…)

Nu de draagkracht van de man en de vrouw tezamen, zijnde een bedrag van (…) onvoldoende is om volledig in de behoefte van de kinderen (totaal € 2.026.- per maand) te voorzien, komt de rechtbank niet toe aan een draagkrachtvergelijking.”

2.3.

In het proces-verbaal van verhoor van de zitting 11 december 2014 bij de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, is het volgende opgenomen:

2.4. “

Mr. [naam3] [advocaat van belanghebbende; toevoeging Hof]

De berekening is verouderd, want er bestaat geen eenouder korting meer. Geen fiscaal voordeel. Dus daarmee geen rekening houden. Per februari is het twee jaar geleden dat de woning is verlaten. De renteaftrek vervalt. De man wil de woning graag verkopen.

(…)

Mr. [naam3]

Het verzoek tot partneralimentatie is niet ontvankelijk omdat de behoefte niet is

onderbouwd en er geen recente inkomensgegeven zijn overgelegd.

Mr. [naam4] [advocaat van de ex-partner van belanghebbende; toevoeging Hof]

Het NBI is bekend. Dus er is behoefte. Het bedrag wat gevraagd wordt is de behoefte. We komen er toch niet aan toe want er is onvoldoende draagkracht.”

2.5.

Op 17 maart 2015 heeft de rechtbank Gelderland bij beschikking beslist over de verzoeken van de ex-partner, waaronder het verzoek om toekenning van partneralimentatie.

2.6.

Belanghebbende heeft in 2015 drie polissen laten afkopen en heeft daarmee in maart 2016 een door betalingsproblemen ontstane achterstand in de hypotheekschuld ten bedrage van iets minder dan € 24.000 afgelost.

2.7.

De ex-partner heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Bij beschikking van 14 juni 2016 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beslist conform de door partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. In deze vaststellingsovereenkomst is het volgende opgenomen:

2. De eigenaarslasten die verbonden zijn aan de echtelijke woning, partijen genoegzaam bekend, worden bij helfte gedeeld. Partijen zullen dit zelf nader uitrekenen en/of verrekenen.

(…)

9. Zodra de woning verkocht is zullen partijen met hun advocaten opnieuw de kinderalimentatie en de partneralimentatie berekenen.

2.8.

De woning is 1 december 2017 aan derden verkocht en geleverd.

2.9.

In een verzoekschrift gedateerd 9 augustus 2018 ingediend bij de rechtbank Gelderland heeft de ex-partner van belanghebbende verzocht tot wijziging alimentatie van minderjarigen en vaststelling partneralimentatie in verband met (onder andere) de verkoop van de woning. Dit heeft geresulteerd in een beschikking van de rechtbank Gelderland van 2 januari 2019. In deze beschikking is het verzoek om partneralimentatie vast te stellen afgewezen.

2.10.

Op 24 maart 2017 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV 2016 ingediend. Hierin is een bedrag van € 41.483 aan onderhoudsverplichtingen opgenomen. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) bedraagt € 49.368.

2.11. 24

24 april 2017 heeft belanghebbende een herziene aangifte ingediend. Hierin is een bedrag van € 2.213 aan onderhoudsverplichtingen opgenomen. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) bedraagt € 88.638.

2.12.

Op 14 juni 2017 heeft belanghebbende nogmaals een herziene aangifte IB/PVV ingediend. Hierin is een bedrag van € 41.483 aan onderhoudsverplichtingen opgenomen. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) bedraagt € 49.368.

2.13.

Naar aanleiding hiervan heeft de inspecteur met dagtekening 21 juli 2017 een nadere voorlopige aanslag IB/PVV 2016 opgelegd, berekend naar een verzamelinkomen van € 49.368. Ook is bij beschikking belastingrente vergoed van € 48. De nadere voorlopige aanslag resulteerde in een door belanghebbende te ontvangen bedrag van € 19.313.

2.14.

Met dagtekening 14 december 2018 heeft de inspecteur de definitieve aanslag IB/PVV 2016 opgelegd, alsmede een beschikking belastingrente, die thans in geschil zijn. Hierin is een aftrek wegens alimentatie in de vorm van aan de ex-partner verstrekt woongenot in aanmerking genomen. De hoogte hiervan is vastgesteld op 50% van het eigenwoningforfait.

3 Geschil

In geschil is de vraag of belanghebbende recht heeft op meer aftrek dan de Inspecteur heeft toegestaan wegens een onderhoudsverplichting als bedoeld in artikel 6.3, van de Wet IB 2001. Verder is in geschil of de beschikking belastingrente dan wel een eventuele beschikking invorderingsrente in stand kan blijven gelet op het feit dat de Inspecteur de definitieve aanslag niet voortvarend heeft opgelegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing