Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:761, 20/00307 t/m 20/00309

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:761, 20/00307 t/m 20/00309

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
26 januari 2021
Datum publicatie
5 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:761
Zaaknummer
20/00307 t/m 20/00309

Inhoudsindicatie

BPM. Correctiefactor wegens bijstelling marktsituatie en bijstelling dealersituatie. Geen correctie voor marktsituatie en dealersituatie omdat afschrijving is berekend op basis van een taxatierapport waarin geen aftrek wegens marktsituatie en dealersituatie in aanmerking is genomen.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 20/00307 tot en met 20/00309

uitspraakdatum: 26 januari 2021

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 december 2019, nummers 18/1675, 18/1677 en 18/1678, in de gedingen tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd. Daarnaast is bij beschikking belastingrente berekend. De tegen deze naheffingsaanslag en beschikking belastingrente gemaakte bezwaren zijn door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de naheffingsaanslag BPM verminderd tot € 5.756 en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft digitaal plaatsgevonden op 13 januari 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

In de naheffingsaanslag BPM zijn naheffingen BPM begrepen ter zake van drie door belanghebbende uit Duitsland geïmporteerde auto’s, namelijk een Mercedes Benz GLE-klasse Coupé (zaaknummer 20/00307), een Land Rover 4.4 SDV8 Autobiography (zaaknummer 20/00308) en de hierna onder 2.2. vermelde auto (zaaknummer 20/00309).

2.2.

Belanghebbende heeft op 19 oktober 2016 aangifte voor de BPM gedaan voor een Rolls Royce Wraith – 6.6 V12, met een chassisnummer eindigend op [0000] (hierna: de auto). De auto heeft een datum eerste toelating van 7 mei 2015. Belanghebbende heeft de auto geïmporteerd uit Duitsland.

2.3.

Belanghebbende heeft de aangifte gebaseerd op een taxatierapport, dat is opgemaakt door een taxateur van [A] B.V. (hierna: de taxateur). De taxateur heeft de handelsinkoopwaarde van de auto bepaald op € 199.809. Daarbij heeft hij de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat bepaald op € 208.086 aan de hand van de koerslijst van Eurotaxglass’s voor een Rolls Royce Wraith in “kale” uitvoering. Bij toepassing van de koerslijst heeft de taxateur correcties in aanmerking genomen voor het aantal kilometers en het aantal eigenaren. Voor bijstelling marktsituatie en voor bijstelling dealersituatie heeft de taxateur geen aftrek in aanmerking genomen. Voor de extra opties in de auto ten opzichte van de auto uit de koerslijst is uitgegaan van hetzelfde afschrijvingspercentage dat volgt uit de koerslijst voor de “kale” uitvoering. Tot het taxatierapport behoort voorts een uitdraai uit Mobile.de waarin verkoopwaarden van drie referentievoertuigen zijn opgenomen. Uit de gemiddelde verkoopwaarde van deze drie referentievoertuigen is na bijtelling van BPM en na aftrek van diverse kosten een handelsinkoopwaarde bepaald van eveneens € 208.086. De taxateur heeft vervolgens een bedrag van € 8.277 in mindering gebracht in verband met schade aan de auto. Verder is uitgegaan van een bruto BPM bedrag van € 76.337 en een historische nieuwprijs van € 427.570. Belanghebbende heeft een bedrag van € 35.672 aan BPM op aangifte voldaan.

2.4.

De Inspecteur heeft een ‘onderzoek waardebepaling’ van de auto laten uitvoeren door een medewerker van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) te Soesterberg. In het daarvan op 8 november 2016 opgemaakte rapport is uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 423.663 en een handelsinkoopwaarde van € 315.000. Volgens de medewerker van DRZ was geen sprake van schade aan de auto, anders dan gebruiksschade.

2.5.

De Inspecteur heeft de afschrijving berekend op 39,8% uitgaande van een historische nieuwprijs van € 427.570 en een handelsinkoopwaarde van € 257.404 (het gemiddelde van de handelsinkoopwaarde volgens belanghebbende van € 199.809 en volgens DRZ van € 315.000). Met een bruto BPM bedrag van € 76.337 heeft de Inspecteur de door belanghebbende ter zake van de registratie van de auto verschuldigde BPM berekend op 60,2% van € 76.337 = € 45.954. Omdat deze berekening leidt tot een hoger bedrag dan de berekening volgens de forfaitaire afschrijvingstabel als bedoeld in artikel 8, lid 5, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (bruto BPM ad € 76.337 x 59% = € 45.041), is de Inspecteur bij het vaststellen van de naheffingsaanslag BPM uitgegaan van die forfaitaire afschrijvingstabel. Dat leidde tot een naheffing BPM over de auto van € 9.369 (€ 45.041 -/- € 35.672).

2.6.

De Rechtbank heeft overwogen dat belanghebbende de handelsinkoopwaarde van de auto zuiverder heeft vastgesteld, maar dat zij de gestelde schade niet aannemelijk heeft gemaakt. De Rechtbank heeft bij een historische nieuwprijs van € 427.570, een handelsinkoopwaarde van € 208.086 en een bruto BPM van € 76.337 de verschuldigde BPM ter zake van de auto berekend op € 37.151 en de naheffingsaanslag voor zover die betrekking heeft op de auto verminderd tot € 1.479.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in hoger beroep alleen nog in geschil of op de handelsinkoopwaarde van de auto een correctie wegens dealer- en marktsituatie moet worden toegepast. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat dit het geval is, zodat de naheffingsaanslag voor zover deze betrekking heeft op de auto moet worden verminderd tot nihil. De Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.2.

In hoger beroep is de verschuldigde BPM voor de andere twee auto’s niet in geschil. Ter zitting heeft belanghebbende het geschilpunt over verrekening van de BPM tussen verschillende auto’s binnen de naheffingsaanslag ingetrokken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing