Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:762, 20/00349

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:762, 20/00349

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
26 januari 2021
Datum publicatie
5 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:762
Zaaknummer
20/00349

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling kinderdagverblijf.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00349

uitspraakdatum: 26 januari 2021

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 januari 2020, nummer AWB 19/4325, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Overbetuwe (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 4 te [A] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 1.013.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 (OZB) voor het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 1.521,53 en voor het gebruikersgedeelte op € 1.230,80.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze via beeldbellen plaatsgevonden op 3 december 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de in 2004 gebouwde onroerende zaak. Het betreft een kinderdagverblijf met een brutovloeroppervlakte van 810 m² dat staat op een perceel van 1.760 m².

2.2.

De heffingsambtenaar heeft een geactualiseerd overzicht overgelegd van acht verkopen van incourante objecten - basisscholen en kinderdagverblijven - met een beoordeling van de restwaarde. De verkopen hebben plaatsgevonden ultimo 2015 en 2016, in 2017 en medio 2018 en de restwaarde varieert van 24,45% tot 37,34%. Deze percentages zijn als volgt berekend: de waarde van de opstal is berekend door de verkoopsom te verminderen met de grondwaarde, vervolgens is de aldus berekende waarde van de opstal gedeeld door de vervangingswaarde welke uitkomst op haar beurt is vermenigvuldigd met 100 procent.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de waarde van de onroerende zaak door de heffingsambtenaar op een te hoog bedrag is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vragen of bij de vaststelling van de waarde kan worden uitgegaan van de vervangingswaarde en restwaarde volgens de Taxatiewijzer Onderwijs (hierna: taxatiewijzer) en of er voldoende rekening is gehouden met een functioneel gebrek.

3.2.

Ter zitting heeft belanghebbende de beroepsgronden die zien op de vervangingswaarde uitdrukkelijk laten varen. Zij bepleit daarom een waarde van € 854.000. Daarnaast is niet in geschil dat het toepasselijke archetype 0116PL12 met de daarbij gehanteerde onderverdeling in ruwbouw, afbouw, installaties en gemiddelde levensduren in de taxatiewijzer van toepassing is, evenals de toegepaste 'groottecorrectie' van 2,84% omdat de onroerende zaak kleiner is dan de standaardgrootte van het hiervoor genoemde archetype uit de taxatiewijzer.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing