Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-10-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9560, 20/01094

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-10-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9560, 20/01094

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 oktober 2021
Datum publicatie
22 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:9560
Formele relaties
Zaaknummer
20/01094

Inhoudsindicatie

Overdrachtsbelasting. Verdeling tot ontbonden huwelijksgemeenschap en nalatenschap behorende woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/01094

uitspraakdatum: 12 oktober 2021

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 november 2020, nummer AWB 19/1084, ECLI:NL:RBGEL:2020:6228, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. Belanghebbende heeft bij brief van 25 augustus 2021 verklaard te kunnen instemmen met het achterwege laten van een behandeling ter zitting. De Inspecteur heeft bij e-mailbericht van 27 augustus 2021 verklaard daarmee in te stemmen Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende en zijn broer (de broer) zijn de enige kinderen (de kinderen) uit het huwelijk van [de bezwaarde] (de bezwaarde) en [de erflaatster] (erflaatster).

2.2.

[In] 2010 is erflaatster overleden. Ten tijde van haar overlijden was zij in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met de bezwaarde. Tot de huwelijksgemeenschap behoorde onder andere hun woning (de woning).

2.3.

In het testament van 2 juni 2005 van erflaatster staat voor zover van belang het volgende:

3. Erfstelling

Voor het geval ik voor mijn echtgenoot (…) mocht komen te overlijden benoem ik hem tot mijn enige erfgenaam.

4. Bezwaarde en verwachter

Hetgeen mijn echtgenoot hierna ook te noemen: “de bezwaarde”, van het uit mijn nalatenschap aan hem nagelatene, hierna aan te duiden met “voorwaardelijk vermogen”, bij zijn overlijden onvervreemd en onverteerd zal hebben nagelaten, zal ten deel vallen aan mijn kinderen, zulks met toepassing van de regels omtrent plaatsvervulling als in het erfrecht bij versterf, hierna zowel tezamen als ieder afzonderlijk te noemen: “de verwachter”. De bezwaarde is mitsdien rechthebbende onder ontbindende voorwaarde en de verwachter is rechthebbende onder opschortende voorwaarde. (…)

5. Bepalingen tweetrapsmaking

Met betrekking tot de tweetrapsmaking gelden de volgende bepalingen.

(…)

c. Administreren

De bezwaarde is verplicht het voorwaardelijk vermogen afzonderlijk van zijn overige vermogen te administreren en te beleggen.

(…)

6. Einde recht bezwaarde

a. Het recht van de bezwaarde op het voorwaardelijk vermogen eindigt:

(…)

4. Bij het aangaan van een huwelijk of partnerschap registratie door de bezwaarde, of duurzaam met een ander samenwonen als was hij gehuwd.

b. Na het eindigen van het recht van de bezwaarde rust op de bezwaarde of haar rechtsverkrijgenden de verplichting de goederen ter beschikking te stellen aan de verwachter.’

2.4.

[In] 2016 is de bezwaarde in het huwelijk getreden. Daarop hebben de bezwaarde en de verwachters (de kinderen) bij notariële ‘akte vaststelling voorwaardelijk vermogen en gemeenschap tevens inhoudende verdeling gemeenschap (nalatenschap van mevrouw [de erflaatster] )’ van 28 december 2017 de tussen hen bestaande gemeenschap verdeeld. Daarbij hebben zij vastgesteld dat in die akte onder gemeenschap wordt verstaan de (ontbonden) huwelijksgemeenschap, waarvan de nalatenschap van de overledene deel uitmaakt. Zij hebben verder vastgesteld dat de gemeenschap nog bestaat uit de woning en de hypotheekschuld en het volgende bepaald:

11. De verdeling en schenking kwijtschelding

Verdeling

11.1.

Thans overgaande tot de verdeling verklaren partijen:

11.1.1.

toe te delen aan [belanghebbende]

- het registergoed;

onder de verplichting:

‑ gemelde hypothecaire schuld voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen;

‑ om wegens overbedeling aan [de bezwaarde] uit te keren een bedrag van (…);

‑ om wegens overbedeling aan [de broer] uit te keren een bedrag van zesentachtigduizend vijfhonderd euro (€ 86.500,00).

11.1.2.

toe te delen aan [de bezwaarde]: NIHIL.

11.1.3.

toe te delen aan [de broer]: NIHIL.

(…)

14. Overdrachtsbelasting

Terzake van de verkrijging van voormeld registergoed is geen overdrachtbelasting verschuldigd aangezien in casu sprake is van een verdeling van een huwelijksgemeenschap of nalatenschap, waarin de verkrijger was gerechtigd als rechtverkrijgende onder algemene titel (artikel 3 lid 1 onder b Wet op belastingen van rechtsverkeer).’

2.5.

Voor de verkrijging van de woning door belanghebbende heeft de Inspecteur met dagtekening 12 september 2018 een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd. Daarbij is de Inspecteur ervan uitgegaan dat voor de helft van de verkrijging sprake is van een verdeling van een nalatenschap zodat over die helft geen overdrachtsbelasting verschuldigd is. Voor de andere helft van de verkrijging heeft de Inspecteur de in geding zijnde naheffingsaanslag opgelegd.

3 Het geschil

In geschil is of de woning is verkregen krachtens de verdeling van een huwelijksgemeenschap of nalatenschap.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing