Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-01-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:163, 20/00673, 21/00200 en 21/00201

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-01-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:163, 20/00673, 21/00200 en 21/00201

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 januari 2022
Datum publicatie
21 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:163
Zaaknummer
20/00673, 21/00200 en 21/00201

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Terbeschikkingstellingsregeling. Gebruikelijkloonregeling.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 20/00673, 21/00200 en 21/00201

uitspraakdatum: 11 januari 2022

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

en op het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Midden- en kleinbedrijf/kantoor Breda (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 27 maart 2020, nummers AWB 19/6056, AWB 19/6057 en AWB 19/6058, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor de jaren 2014, 2015 en 2016 opgelegd. Daarbij is belanghebbende telkens belastingrente in rekening gebracht en is hem voor het jaar 2015 een verzuimboete opgelegd.

1.2.

Deze belastingaanslagen en beschikkingen inzake de belastingrente en boete zijn door de Inspecteur, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep voor het jaar 2016 ongegrond verklaard en voor de jaren 2014 en 2015 gegrond.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld en de Inspecteur incidenteel hoger beroep.

1.5.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 15 december 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord: namens belanghebbende mr. P. Eringa als zijn gemachtigde en namens de Inspecteur [naam1] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is op huwelijkse voorwaarden gehuwd met mevrouw [de echtgenote] . In 2010 hebben zij de recreatiewoning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de recreatiewoning) in eigendom verkregen. De koopprijs bedroeg € 375.000. Voorts zijn door de echtgenoten roerende zaken verkregen voor een koopprijs van € 20.000. De recreatiewoning behoorde tot de beperkte gemeenschap van goederen van belanghebbende en zijn echtgenote.

2.2.

Op 15 november 2011 hebben belanghebbende en zijn echtgenote met betrekking tot de recreatiewoning een bemiddelingsovereenkomst gesloten met [naam2] (hierna: [naam2] ). Deze overeenkomst, waarin belanghebbende en zijn echtgenote als verhuurder zijn vermeld, behelst onder meer het volgende:

Ter beschikking gesteld verhuurobject

De Verhuurder verklaart hierbij de hierna gemelde objecten als verhuurobject voor bemiddeling door [naam2] ter beschikking te stellen onder de hierna genoemde voorwaarden:

Huis op park “ [naam3] ”, [adres] , [plaats] (huisnummer 1) (...) hierna te noemen: Vakantiehuis.

(…)

1. Verantwoordelijkheid en plichten [naam2]

1.1

[naam2] verplicht zich het ter beschikking gestelde Vakantiehuis naar beste vermogen en met een zo goed mogelijke opbrengst voor de Verhuurder van het Vakantiehuis te verhuren.

(…)

2. Reserveringen

2.1

[naam2] neemt in geval van aanvragen/ reserveringsverzoeken vooraf contact op met Verhuurder, tenzij partijen overeenkomen dat de beoordeling en acceptatie van de boekingen aan [naam2] zal worden overgelaten.

(…)

3. Bemiddelingskosten

3.1

Voor ieder na bemiddeling van [naam2] gesloten huurovereenkomst wordt een bedrag van 100 euro incl. BTW aan de Verhuurder in rekening gebracht (..).

(…)

4. Afrekening

4.1

Met Huurder wordt overeengekomen dat de huursom en bijkomende kosten aan [naam2] worden voldaan. De doorbetaling, na aftrek van de bemiddelingskosten, aan de Verhuurder vindt plaats:

a. in het eerste jaar van de samenwerking: in de week van verblijf

b. in de daarop volgende jaren: voor aanvang van verblijf,

4.2

In afwijking van art. 4.1 kunnen partijen besluiten andere afspraken te maken over de wijze van afrekening en de plaats van betaling.

(…)”

In de aanhef van de overeenkomst is met pen geschreven “mede namens [naam4] BV”.

2.3.

Belanghebbende hield in de onderhavige jaren (2014 tot en met 2016) alle aandelen in [naam4] B.V. Hij was voorts bestuurder en enig werknemer van deze vennootschap. Op 22 oktober 2016 is [naam4] B.V. bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders ontbonden.

2.4.

[naam4] B.V. hield in 2014 en 2015 een deelneming in [naam5] B.V. Laatstgenoemde vennootschap was firmant in [naam6] VOF.

2.5.

Belanghebbende heeft in de jaren 2014 en 2015 voor [naam4] B.V. arbeid verricht ten behoeve van [naam6] VOF. Deze werkzaamheden bestonden onder meer uit het (full time) leiding geven aan het transport- en expeditiebedrijf, het verrichten van acquisitie en accountmanagement, financieel beheer en verslaglegging, het verzorgen van inkoop van materiaal en riskmanagement. Hiervoor heeft [naam4] B.V. een managementfee van [naam6] VOF ontvangen van € 80.000 in 2014 en € 45.000 in 2015.

2.6.

Het (fiscale) eigen vermogen van [naam4] B.V. bedroeg ultimo 2013 € 322.173, ultimo 2014 € 419.796 en ultimo 2015 € 454.525.

2.7.

[naam4] B.V had een rekening-courantvordering op belanghebbende. De stand daarvan was als volgt: ultimo 2013 € 696.031, ultimo 2014 € 768.537 en ultimo 2015 € 820.851. De rente van 3% over de gemiddelde stand van de rekening-courantvordering is jaarlijks bijgeschreven.

2.8.

In 2014 en 2015 heeft belanghebbende geen loon uit zijn dienstbetrekking met [naam4] B.V. ontvangen.

2.9.

Belanghebbende heeft het resultaat uit hoofde van de recreatiewoning vanaf 2010 in zijn aangiften IB/PVV verantwoord onder de in box 1 opgenomen terbeschikkingstellingsregeling.

2.10.

In zijn aangifte IB/PVV 2011 heeft belanghebbende met betrekking tot de recreatiewoning een negatief terbeschikkingstellingsresultaat aangegeven. Bij brief van 5 maart 2015 heeft de Inspecteur hierover de volgende vragen gesteld:

Beschikbaar stellen van bezittingen

In de aangifte heeft u €- 19.176 aangegeven voor inkomsten door het beschikbaar stellen van bezittingen. Om te kunnen beoordelen of dit bedrag juist is, verzoek ik u mij de volgende informatie toe te sturen:

- de naam en adresgegevens van de persoon, de vennootschap of het samenwerkingsverband waaraan uw cliënt de bezitting beschikbaar heeft gesteld;

- een beschrijving van de wijze waarop hij verbonden was met deze persoon, de vennootschap of het samenwerkingsverband;

- een overzicht van de bezittingen die beschikbaar zijn gesteld en de schriftelijke overeenkomst(en) hierbij;

- een overzicht van de schulden die u aanging om deze bezittingen te financieren;

- de hoogte van de vergoeding en een toelichting bij de wijze waarop deze vergoeding is bepaald;

- een specificatie van de kosten;

- de nota's en betalingsbewijzen van de afgetrokken kosten;

- de balans per 1 januari en 31 december 2011;

- de winst- en verliesrekening over 2011.”

2.11.

Bij brief van 16 april 2015 heeft belanghebbende hierop gereageerd door middel van een cijfermatige specificatie van (onder meer) het terbeschikkingstellingsresultaat inzake de recreatiewoning. De in 2.2 vermelde bemiddelingsovereenkomst is door belanghebbende toen niet overgelegd. De aanslag IB/PVV 2011 is vervolgens zonder nader contact met dagtekening 6 juni 2015 overeenkomstig de ingediende aangifte aan belanghebbende opgelegd.

2.12.

Bij de vaststelling van de aanslagen IB/PVV 2010, 2012 en 2013 zijn de resultaten inzake de recreatiewoning zonder enig onderzoek in aanmerking genomen als terbeschikkingstellingsresultaat.

2.13.

Er is geen schriftelijke overeenkomst tussen belanghebbende en zijn echtgenote enerzijds en [naam4] B.V. anderzijds inzake een terbeschikkingstelling van de recreatiewoning aan de vennootschap.

2.14.

De recreatiewoning is door belanghebbende en zijn echtgenote in 2016 verkocht voor een bedrag van € 242.000.

2.15.

[naam4] B.V. heeft met betrekking tot de recreatiewoning in 2014, 2015 en 2016 huuropbrengsten en kosten verantwoord.

2.16.

In zijn op 18 november 2015 ingediende aangifte IB/PVV 2014 heeft belanghebbende met betrekking tot de recreatiewoning een negatief terbeschikkingstellingsresultaat verantwoord. Dat geldt ook voor de op 24 mei 2017 ingediende aangifte IB/PVV 2016. Daarin gaat het om een bedrag van negatief € 151.338 ( € 2.708 -/- € 1.197 -/- € 146.050 -/- € 6.799). In zijn op 22 mei 2017 ingediende aangifte IB/PVV 2015 heeft belanghebbende met betrekking tot de recreatiewoning een positief terbeschikkingstellingsresultaat verantwoord. In de jaren 2014 en 2015 heeft belanghebbende een vergoeding van € 6.500 per jaar in aanmerking genomen als terbeschikkingstellingsvergoeding inzake de recreatiewoning.

2.17.

Belanghebbende heeft voor de jaren 2014, 2015 en 2016 geen loon uit (tegenwoordige) dienstbetrekking verantwoord.

2.18.

Voor wat betreft de aangifte IB/PVV 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende bij brief van 4 november 2016 aangemaand tot het doen van die aangifte vóór 19 november 2016.

2.19.

Met dagtekeningen van onderscheidenlijk 29 maart 2018, 29 juni 2018 en 27 juli 2018 heeft de Inspecteur de onderhavige aanslagen aan belanghebbende opgelegd. Daarbij is de recreatiewoning door de Inspecteur gerekend tot het box 3-vermogen en is het aangegeven negatieve terbeschikkingstellingsresultaat niet in aanmerking genomen. Voorts heeft de Inspecteur voor de jaren 2014 en 2015 een bedrag van € 44.000 als ‘gebruikelijk loon’ in aanmerking genomen.

2.20.

Met betrekking tot het jaar 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende op de voet van artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een verzuimboete opgelegd van € 369. Bij de vaststelling van de onderhavige drie belastingaanslagen heeft de Inspecteur belanghebbende voorts belastingrente in rekening gebracht.

2.21.

Belanghebbende heeft vergeefs bezwaar aangetekend tegen de belastingaanslagen en beschikkingen inzake de belastingrente en boete.

2.22.

Belanghebbende heeft bij drie afzonderlijke beroepschriften beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. De Rechtbank heeft in één geschrift met het opschrift ‘uitspraak’ op belanghebbendes beroepen beslist. De Rechtbank heeft belanghebbende ten dele in het gelijk gesteld. De Rechtbank heeft de correcties van de Inspecteur inzake de recreatiewoning in stand gelaten, maar met betrekking tot het gebruikelijk loon heeft de Rechtbank beslist dat het gebruikelijk loon voor 2014 op € 43.400 moet worden bepaald en voor het jaar 2015 op € 18.900. In verband hiermee heeft de Rechtbank de in rekening gebrachte belastingrente verminderd. Voorts heeft de Rechtbank ambtshalve de verzuimboete in verband met een overschrijding van de redelijke termijn verminderd tot € 332. De Rechtbank heeft aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend van in totaal € 1.572 en een vergoeding van het griffierecht van € 47.

2.23.

Belanghebbende heeft (principaal) hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de aanslag IB/PVV 2016.

2.24.

De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de aanslagen IB/PVV 2014 en 2015.

3 Geschil

3.1.

In het principale hoger beroep is in geschil is of de Inspecteur terecht het voor het jaar 2016 aangegeven terbeschikkingstellingsverlies inzake de recreatiewoning niet in aanmerking heeft genomen. In het incidentele hoger beroep is in geschil of de Rechtbank terecht het gebruikelijk loon voor de jaren 2014 en 2015 lager heeft vastgesteld dan € 44.000.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede bevestigend. De Inspecteur beantwoordt de vragen in tegengestelde zin.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing