Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-01-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:164, 20/00888

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-01-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:164, 20/00888

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 januari 2022
Datum publicatie
21 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:164
Zaaknummer
20/00888

Inhoudsindicatie

IB/PVV. In aanmerking te nemen voorheffing.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00888

uitspraakdatum: 11 januari 2022

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 augustus 2020, nummer AWB 19/6429, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd.

1.2.

Het daartegen gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en D.C.L.J. Elbers, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] en mr. [naam2] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was in 2018 student en werkte in dienstbetrekking bij [de werkgever] B.V. (hierna: de werkgever).

2.2.

De werkgever heeft een bedrag van € 439 aan loonheffingen ingehouden op het door belanghebbende in 2018 genoten loon van € 9.578.

2.3.

De onderhavige aanslag IB/PVV is, overeenkomstig de aangifte, vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, dat gelijk is aan voormeld loon. De hierover verschuldigde IB/PVV na aftrek van de voor belanghebbende geldende heffingskortingen bedraagt € 936. Na verrekening van de ingehouden loonheffingen resteert een te betalen bedrag van € 497.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld. In het bijzonder gaat het daarbij om het antwoord op de vraag of het bedrag van € 497 in een naheffingsaanslag loonheffingen aan de werkgever moet worden betrokken in plaats van in de aanslag IB/PVV.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep en vermindering van de aanslag. Het verzamelinkomen is naar belanghebbende ter zitting van het Hof uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard niet in geschil.

3.3.

De Inspecteur beantwoordt de vragen in tegengestelde zin en concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing