Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1963, 21/00062

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1963, 21/00062

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 maart 2022
Datum publicatie
25 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:1963
Zaaknummer
21/00062

Inhoudsindicatie

BPM. Vermindering (afschrijving).

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00062

uitspraakdatum: 15 maart 2022

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 10 december 2020, nummer AWB 18/6145 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 4.930. Daarbij is belanghebbende voorts een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht van € 44. Belanghebbende had een bedrag van € 4.047 aan BPM op aangifte voldaan.

1.2

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de belastingrente gehandhaafd.

1.3

Het tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank gegrond verklaard. De Rechtbank heeft het bedrag van de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.839 en het bedrag aan belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 17 februari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. S.M. Bothof als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] en mr. [naam2] namens de Inspecteur.

1.6

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft in Duitsland een gebruikte personenauto (met schade) gekocht van het merk Land Rover, type Defender 110 Diesel Stationwagen (VIN: [nummer] ; hierna: de auto).

2.2

De auto is in Duitsland op 2 januari 2014 voor het eerst toegelaten op de openbare weg. Op het in dat jaar afgegeven Duitse kentekenbewijs (Zulassungsbescheinigung Teil 1) is vermeld dat de CO2-uitstoot van de auto 295 gr/km bedraagt. Deze CO2-uitstoot is bepaald op basis van een voor de auto verleende Europese typegoedkeuring (e11*2007/46*0133*06).

2.3

Belanghebbende heeft ter zake van de auto op 26 december 2017 (ontvangen door de Inspecteur op 27 december 2017) aangifte voor de BPM gedaan. Dit met het oog op het doen registreren van de auto in het Nederlandse kentekenregister. In overeenstemming met deze aangifte heeft belanghebbende een bedrag van € 4.047 aan BPM voldaan. In de aangifte is op basis van een berekening conform de zogenoemde Scandinavische methode ervan uitgegaan dat de CO2-uitstoot van de auto 216 gr/km bedraagt en de op basis daarvan bepaalde historische bruto BPM € 35.472. De netto catalogusprijs van de auto bedraagt volgens de aangifte € 44.930.

2.4

Bij de aangifte is een in december 2017 opgesteld taxatierapport overgelegd, opgemaakt door [naam3] , verbonden aan [naam4] Taxaties, waarin onder meer een handelsinkoopwaarde van de auto (met schade) is vermeld van € 15.184 en een historische nieuwprijs van € 133.045.

2.5

De Inspecteur heeft met betrekking tot de auto een ‘onderzoek waardebepaling’ door een taxateur van Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) te Soesterberg laten doen. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op 2 januari 2018. In het op 24 januari 2018 van de controle opgemaakte rapport is uitgegaan van een historische nieuwprijs van de auto van € 133.045, een netto catalogusprijs van € 44.930 en een handelsinkoopwaarde van de auto in beschadigde staat van € 16.973. In het rapport van DRZ is voorts ervan uitgegaan dat de CO2-uitstoot van de auto 295 gr/km bedraagt.

2.6

De tenaamstelling van het kenteken in het Nederlandse kentekenregister heeft op 3 januari 2018 plaatsgevonden.

2.7

Belanghebbende heeft op 5 januari 2018 bezwaar gemaakt tegen de in onderdeel 2.3 bedoelde voldoening op aangifte.

2.8

Met dagtekening 23 maart 2018 heeft de Inspecteur de onderhavige naheffingsaanslag ten bedrage van € 4.930 aan belanghebbende opgelegd. De Inspecteur is bij het opleggen van de naheffingsaanslag ervan uitgegaan dat de door belanghebbende ter zake van de registratie van de auto verschuldigde BPM € 8.977 bedraagt (€ 8.977 -/- € 4.047 = € 4.930). Hij is daarbij uitgegaan van een historische nieuwprijs van de auto van € 133.045, een netto catalogusprijs van € 44.930 en een handelsinkoopwaarde van de auto in beschadigde staat van € 15.184. De historische bruto BPM is door de Inspecteur berekend op een bedrag van € 78.680, uitgaande van een CO2-uitstoot van 295 gr/km. Bij de naheffingsaanslag is belanghebbende tevens een bedrag van € 44 aan belastingrente in rekening gebracht. Tegen deze naheffingsaanslag en beschikking inzake de belastingrente heeft belanghebbende vergeefs bezwaar gemaakt. Daarbij is ook het bezwaar tegen de voldoening op aangifte (impliciet) afgewezen.

2.9

Het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar is door de Rechtbank gegrond verklaard. De Rechtbank heeft de handelsinkoopwaarde van de auto in beschadigde staat nader bepaald op € 11.828 en de historische bruto BPM – uitgaande van een CO2-uitstoot van 295 gr/km en het tarief van het jaar 2013 – op € 77.460. Uitgaande van een historische nieuwprijs van € 133.045 van de auto heeft de Rechtbank de afschrijving berekend op 91,11%. Aldus beloopt de door belanghebbende verschuldigde BPM volgens de Rechtbank € 6.886, zodat de naheffingsaanslag door de Rechtbank is verminderd tot (€ 6.886 -/- € 4.047 =) € 2.839. De beschikking inzake de belastingrente is dienovereenkomstig door de Rechtbank verminderd. De Rechtbank heeft voorts de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan belanghebbende ten bedrage van € 1.572 en het griffierecht van € 338. Daarnaast heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding aan belanghebbende van een bedrag van € 125 aan immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase en de Minister van Justitie en Veiligheid tot een bedrag van € 875. Het beroep inzake de voldoening op aangifte is (impliciet) ongegrond verklaard door de Rechtbank.

2.10

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil

3.1

In hoger beroep is tussen partijen in geschil of: (1) bij de berekening van de door belanghebbende verschuldigde BPM dient te worden uitgegaan van een bedrag van € 29.496 aan bruto BPM, gebaseerd op een CO2-uitstoot van 216 gr/km, en (2) of belanghebbende recht heeft op toepassing van een ‘extra leeftijdskorting’.

3.2

In hoger beroep is niet in geschil dat de historische nieuwprijs van de auto € 133.045, bedraagt, de netto catalogusprijs € 44.930 en de handelsinkoopwaarde van de auto in beschadigde staat € 11.828. Voorts is niet in geschil dat het tarief van het jaar 2013 dient te worden gehanteerd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing