Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2153, 21/00134

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2153, 21/00134

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 maart 2022
Datum publicatie
1 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:2153
Zaaknummer
21/00134

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00134

uitspraakdatum: 22 maart 2022

Uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 december 2020, nummer UTR 19/3940, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 35 te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op 1 januari 2019, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 280.000. Tegelijk met deze beschikking is voor het jaar 2019 de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben voorafgaand aan de zitting nadere stukken ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.A.N. Bartels, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [de taxateur1] , taxateur.

2 Vaststaande feiten

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een in de wijk [de wijk] gelegen jaren ’30 tussenwoning (bouwjaar 1938) met dakkapel en aanbouw (gerealiseerd in 2018). De woonoppervlakte bedraagt 97 m2. De woning is gelegen op een perceel met een oppervlakte van 146 m2.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de waarde van de woning per de waardepeildatum te laag is vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend en bepleit een waarde van € 325.000. De heffingsambtenaar beantwoordt die vraag ontkennend.

3.3.

Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende zijn algemeen geformuleerde grieven in zijn hogerberoepschrift en het nadere stuk, alsook zijn beroep op betalingsonmacht, uitdrukkelijk en ondubbelzinnig laten varen en het geschil beperkt tot de navolgende punten met betrekking tot de waarde van de woning, te weten:

-

de onderhoudstoestand van de woning: voldoende (heffingsambtenaar) of goed (belanghebbende);

-

de voorzieningen van de woning: voldoende (heffingsambtenaar) of goed (belanghebbende).

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing