Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2156, 21/00480

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2156, 21/00480

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 maart 2022
Datum publicatie
1 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:2156
Zaaknummer
21/00480

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00480

uitspraakdatum: 22 maart 2022

Uitspraak van de achttiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 2 maart 2021, nummer UTR 20/563, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 7 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) voor het jaar 2019 vastgesteld op € 313.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 394,69.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter (digitale) zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. A. Bakker als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] .

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, een binnen de bebouwde kom gelegen rijwoning.

2.2.

De heffingsambtenaar heeft de voor de onroerende zaak vastgestelde waarde onderbouwd met een taxatierapport en een daarbij behorende matrix waarin de waarde per 1 januari 2018 is bepaald door vergelijking met verkoopgegevens van vier andere woningen met alle hetzelfde bouwjaar als de onroerende zaak (1990), te weten [adres2] nrs. 5, 7 en 12 en [adres1] 18, alle te [woonplaats] . Ter onderbouwing van de getaxeerde waarde zijn in het taxatierapport onder meer de onderstaande gegevens vermeld. Daarbij heeft de heffingsambtenaar de voorzieningen (“V”), het onderhoud (“O”), de kwaliteit (“K”) en de uitstraling (“U”) van de objecten gewaardeerd op voldoende (“6”), goed (“7”) of zeer goed (“8”)

Object

Inhoud woning in m³

Waarde per m³

Kavel-

opp. In m²

Waarde per m²

Overige

V

O

K

U

Getaxeerde waarde / verkoopprijs

en datum verkoop

Onroerende zaak

363

€ 548

154

€ 364

Dakopbouw 143 m³ (€ 54.340),

Berging (€ 4.000)

7

7

7

7

€ 313.000

[adres2] 5

363

€ 591

155

€ 363

Berging (€ 4.000)

8

7

7

7

€ 267.500

22-09-2017

[adres2] 7

363

€ 537

155

€ 363

Overkapping (€ 500),

Berging (€ 4.000)

7

7

7

7

€ 245.000

25-07-2017

[adres2] 12

363

€ 566

154

€ 364

Berging (€ 4.000)

7

7

7

7

€ 269.500

20-02-2018

[adres1] 18

363

€ 427

154

€ 364

Dakopbouw 143 m³ (€ 54.340),

Berging (€ 4.000)

6

7

7

6

€ 282.500

20-06-2018

3 Geschil

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2018. Belanghebbende stelt zich, naar hij ter zitting heeft verduidelijkt, op het standpunt dat de waarde moet worden vastgesteld op € 261.000. De heffingsambtenaar bepleit daarentegen een waarde van € 313.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing