Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2511, 20/00419 t/m 20/00421 en 20/00971 t/m 20/00973

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2511, 20/00419 t/m 20/00421 en 20/00971 t/m 20/00973

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 maart 2022
Datum publicatie
8 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:2511
Formele relaties
Zaaknummer
20/00419 t/m 20/00421 en 20/00971 t/m 20/00973

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woningen.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 20/00419 tot en met 20/00421 en 20/00971 tot en met 20/00973

uitspraakdatum: 29 maart 2022

Uitspraak van de achttiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats1] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 16 januari 2020, nummers LEE 19/443 tot en met 19/445 en 15 september 2020, nummers LEE 20/76 tot en met 20/78, in de gedingen tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Leeuwarden (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

[adres1] 16

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 16 te [woonplaats1] , per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2018 vastgesteld op € 267.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) 2018 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak [adres1] 16 te [woonplaats1] , per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 279.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag OZB 2019 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.

[adres2] 33

1.3.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak [adres2] 33 te [plaats1] , per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2018 vastgesteld op € 170.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag OZB 2018 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak [adres2] 33 te [plaats1] , per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 182.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag OZB 2019 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.

[adres3] 110

1.5.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak [adres3] 110 te [plaats1] , per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2018 vastgesteld op € 145.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag OZB 2018 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.

1.6.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak [adres3] 110 te [plaats1] , per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 162.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag OZB 2019 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld

Alle onroerende zaken

1.7.

Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de onder 1.1 tot en met 1.6 genoemde beschikkingen en de aanslagen gehandhaafd.

1.8.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.9.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.10.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 9 maart 2022. Namens belanghebbende is verschenen gemachtigde mr. A. Bakker, namens de heffingsambtenaar [naam1] , bijgestaan door [de taxateur] , taxateur.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de [adres1] 16, de [adres2] 33 en de [adres3] 110.

2.2.

De onroerende zaak [adres1] 16 te [woonplaats1] betreft een woning uit bouwjaar 1976 met een inhoud van 528 m3, een balkon, een aanbouw met plat dak van 19 m3, een garage, een berging, een tuinhuis en een perceel van 457 m2.

2.3.

De onroerende zaak [adres2] 33 te [plaats1] , betreft een tussenwoning uit bouwjaar 1935 met een inhoud van 420 m3, een aanbouw met plat dak van 17 m3, een dakkapel en een perceel van 136 m2.

2.4.

De onroerende zaak [adres3] 110 betreft een eindwoning uit bouwjaar 1920 met een inhoud van 400 m3, twee bergingen en een perceel van 232 m2.

2.5.

Belanghebbende woont zelf aan de [adres1] 16 te [woonplaats1] . De onroerende zaken gelegen aan de [adres2] 33 en aan de [adres3] 110 te [plaats1] worden door hem verhuurd aan studenten.

3 Geschil

3.1.

In geschil zijn de waardes van de onroerende zaken op de waardepeildata 1 januari 2017 en 1 januari 2018.

3.2.

Belanghebbende bepleit waardes voor de [adres1] 16 van € 221.000 (2018) en € 227.000 (2019), voor de [adres2] 33 van € 133.000 (2018) en € 139.000 (2019) en voor de [adres3] 110 van € 101.000 (2018) en € 106.000 (2019) en concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de bij beschikkingen vastgestelde waardes en de aanslagen OZB 2018 en 2019.

3.3.

De heffingsambtenaar verdedigt de vastgestelde waardes en concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing