Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2517, 21/00237

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2517, 21/00237

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 maart 2022
Datum publicatie
8 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:2517
Zaaknummer
21/00237

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Navorderingsbevoegdheid. Kwade trouw?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00237

uitspraakdatum: 29 maart 2022

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 7 januari 2021, nummer AWB 20/3151, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is over het jaar 2015 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.456 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.289. Tevens is bij beschikking € 104 belastingrente in rekening gebracht.

1.2

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de beschikking belastingrente. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3

Het tegen deze uitspraken op bezwaar door belanghebbende ingestelde beroep is door de Rechtbank bij uitspraak van 7 januari 2021 gegrond verklaard. De Rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd met instandhouding van de rechtsgevolgen ervan.

1.4

Belanghebbende heeft op 16 februari 2021 tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 6 januari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. M. [naam3] als gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. drs. [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur.

1.6

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende, geboren in 1946, was brildragend. Zij heeft in verband met cataract (grauwe staar) op 20 januari 2015 en 3 februari 2015 een tweetal oogoperaties ondergaan. Daarbij is belanghebbende behandeld middels de zogenoemde ‘Femtophaco-techniek’. Dit betreft een techniek waarbij de ooglenzen wordt opengesneden, de eigen lenzen worden verpulverd en deze vervolgens worden vervangen door twee plastic lenzen. Belanghebbende heeft er daarbij voor gekozen de eigen lenzen te laten vervangen door multifocale (kunst)lenzen, zodat zij na de operatie geen bril meer behoefde te dragen.

2.2

In verband met de onder 2.1 bedoelde operatieve ingreep zijn door “Eyescan, brilvervangende chirurgie” aan belanghebbende met dagtekening 20 januari 2015 respectievelijk 3 februari 2015 middels twee facturen een bedrag van in totaal € 7.045 in rekening gebracht.

De factuur van 20 januari 2015 luidt, voor zover hier van belang:

067 - Vervanglens Multifocaal torisch (…) € 2.300,00

091- Catalys: Femtophaco OS € 1.490,00

Actie e.d. € - 335,00

€ 3.455,00

De factuur van 3 februari 2015 luidt, voor zover hier van belang:

066 - Vervanglens Multifocaal torisch (…) € 2.300,00

090- Catalys: Femtophaco OD € 1.490,00

Actie e.d. € - 200,00

€ 3.590,00

Blijkens een door de verzekeringsmaatschappij [de verzekeringsmaatschappij] aan belanghebbende verstrekt kostenvergoedingsoverzicht is in 2015 aan belanghebbende ter zake van bovenstaande facturen een bedrag van € 300 vergoed.

2.3

Belanghebbende heeft voor het jaar 2015 aangifte IB/PVV gedaan. In de aangifte IB/PVV 2015 is, zonder nadere specificatie, € 14.403 in aftrek gebracht vanwege specifieke zorgkosten. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:

Aftrek specifieke zorgkosten Bedrag in 2015

Genees- en heelkundige hulp € 25

Uitgaven voor vervoer i.v.m. ziekte of invaliditeit € 100

Voorgeschreven medicijnen € 88

Uitgaven voor hulpmiddelen € 6.745

Totaal (vóór verhoging) € 6.958

Verhoging vanwege pensioengerechtigde leeftijd van 113%

(6.19, eerste lid onder a, Wet IB 2001) € 7.835

Totaal uitgaven specifieke zorgkosten € 14.793

Drempel (6.20, eerste lid onder b, Wet IB 2001) € 390

Totaal aftrekbaar specifieke zorgkosten € 14.403

2.4

De aangifte van belanghebbende is ingediend door haar gemachtigde en berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.003 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.289. De gemachtigde is werkzaam bij Werkkollektief Hoorn (WKH). Naar aanleiding van een analyse door de Inspecteur van de aangiften van het WKH begin 2015, is geconcludeerd dat bij aangiften die zijn ingediend door deze gemachtigde een verhoogd risico op afwijkingen in de aangiften bestond. Als gevolg hiervan is een steekproef gedaan en zijn op 30 juni 2015 in 173 zaken vragenbrieven verzonden. Naar aanleiding van de resultaten van deze steekproef is geconcludeerd dat het onderzoek moest worden uitgebreid en zijn begin 2016 alle digitaal ingediende aangiften van het WKH waarbij aftrekposten boven een bepaald bedrag uitkwamen onderzocht. Op basis van dit onderzoek is geconcludeerd dat alle door WKH ingediende aangiften nader moesten worden onderzocht, waarbij de voor het onderzoek bepaalde ondergrens van het bedrag aan aftrekposten is verlaagd.

2.5

De aan belanghebbende opgelegde aanslag IB/PVV 2015 is op 23 december 2016 overeenkomstig de aangifte vastgesteld.

2.6

Naar aanleiding van de in 2.4 weergegeven conclusie van het in 2.2 bedoelde onderzoek is in maart 2017 ook de aangifte IB/PVV 2015 van belanghebbende onderzocht.

2.7

De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 14 maart 2017 vragen gesteld over de aangifte IB/PVV 2015. Belanghebbende heeft daarop gereageerd bij brief van 2 juni 2017. In deze brief heeft belanghebbende onder meer het in aftrek gebrachte bedrag van € 6.745 toegelicht en aangegeven dat het bedrag kosten betrof die zij had gemaakt voor het laten uitvoeren van een operatie voor het verhelpen van staar enerzijds, en anderzijds op het (verder) verbeteren van haar zicht en wel op een zodanige wijze dat zij na de operatie geen bril meer zou hoeven dragen. Belanghebbende wilde namelijk geen bril meer dragen, omdat haar bril door overmatige transpiratie regelmatig besloeg, waardoor zij in onveilige situaties terecht kwam. Verder staat in de brief geschreven:

“Toen ik voor de aangifte 2015, met al deze kosten aan kwam zetten, wees de heer [naam3] mij op het feit dat het inmiddels niet meer mogelijk was brillen, lenzen e.d. als aftrekpost op te voeren. Omdat ik van mening was en ben dat het hier bijzondere ziektekosten betreft heb ik hem verzocht het toch een kans te geven en de post wel in de aangifte te verwerken.”

Bij de brief zijn ook de in 2.2 bedoelde facturen overgelegd.

2.8

Naar aanleiding van de reactie van belanghebbende heeft de Inspecteur met dagtekening 19 augustus 2017 de onderhavige navorderingsaanslag IB/PVV 2015 opgelegd. Daarbij heeft de Inspecteur het bedrag van € 6.745 niet in aftrek toegelaten en voor het overige de aftrek specifieke zorgkosten vastgesteld op nihil, omdat het drempelbedrag voor aftrek van € 391 niet wordt overschreden. Op het bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 29 april 2020 de navorderingsaanslag gehandhaafd. In de aan de gemachtigde van belanghebbende gerichte uitspraak op bezwaar schrijft de Inspecteur onder meer:

Kwade trouw

U heeft uw cliënte verteld dat de aftrek met betrekking tot haar oogoperatie niet aftrekbaar is. Uw cliënte heeft verklaard u te hebben verzocht de kosten van haar oogoperatie toch in aftrek te brengen in haar aangifte. U heeft aan haar verzoek gehoor gegeven zonder de kosten uitdrukkelijk aan de orde te stellen. Uw cliënte weet dus dat er een aanmerkelijke kans is dat de aangifte wel eens fout kon zijn waardoor te weinig belasting is geheven. Ik ben dan ook van mening dat uw cliënte te kwader trouw is ten aanzien van haar aangifte IB/PVV 2015.

Verder heeft u de operatie, wat een geneeskundige behandeling is, opgenomen als een hulpmiddel waardoor ook nog eens ten onrechte een verhoging van 113% van de kosten in aftrek is gebracht. Aangezien u wist dat de kosten niet aftrekbaar waren en u deze toch opgenomen heeft in de aangifte en daarnaast een verhoging heeft geclaimd waarvan u ook wist dat daar geen recht op bestond, ben ik van

mening dat u eveneens te kwader trouw bent ten aanzien van de aangifte IB/PVV 2015 van uw cliënte. Aangezien u betrokken geweest bent bij het indienen van de aangifte IB/PVV 2015 van uw cliënte, kan uw kwader trouw aan uw cliënte worden toegerekend.”

2.9

Op het door belanghebbende ingestelde beroep heeft de Rechtbank – kort gezegd, en voor zover hier nog van belang – geoordeeld dat sprake is van kwade trouw bij belanghebbende doordat zij, ook nadat haar gemachtigde haar erop had gewezen dat aftrek van kosten van brillen, lenzen en dergelijke niet meer mogelijk was, die kosten toch in aftrek heeft gebracht. Daardoor is, aldus de Rechtbank, minst genomen sprake van voorwaardelijk opzet van belanghebbende. Het beroep van belanghebbende op het zogenoemde ‘pleitbaar standpunt’ heeft de Rechtbank verworpen.

2.10

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil

3.1

In hoger beroep is nog in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur de onderhavige navorderingsaanslag aan belanghebbende mocht opleggen, en – indien deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord – het antwoord op de vraag of en zo ja, tot welk bedrag belanghebbende recht heeft op aftrek van specifieke zorgkosten. Voor wat betreft de bevoegdheid van de Inspecteur om aan belanghebbende de in geschil zijnde navorderingsaanslag op te leggen is tussen partijen niet in geschil dat sprake is van een ambtelijk verzuim van de Inspecteur.

3.2

Belanghebbende stelt in hoger beroep dat de Inspecteur niet bevoegd is de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 aan haar op te leggen nu sprake is van een ambtelijk verzuim van de Inspecteur en geen sprake is van kwade trouw van belanghebbende.

3.3

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat hij de onderhavige navorderingsaanslag aan belanghebbende mocht opleggen omdat er bij belanghebbende met betrekking tot de aan de navordering ten grondslag liggende feiten sprake is van kwade trouw. Belanghebbende heeft – zo stelt de Inspecteur verder – op grond van de wettelijke bepalingen voor 2015 geen recht op aftrek van zorgkosten.

3.4

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vernietiging van de navorderingsaanslag.

3.5

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing