Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2522, 21/00507 t/m 21/00510

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2522, 21/00507 t/m 21/00510

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 maart 2022
Datum publicatie
8 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:2522
Zaaknummer
21/00507 t/m 21/00510

Inhoudsindicatie

MRB. Kampeerautotarief.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers 21/00507, 21/00508, 21/00509 en 21/00510

uitspraakdatum: 29 maart 2022

Uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 11 maart 2021, nummers LEE 19/426, 19/4215, 19/4216 en 19/4217, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het tijdvak 23 juni 2017 tot en met 22 juni 2018 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting (hierna te noemen: MRB) opgelegd naar een bedrag van € 1.690. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 1.690.

1.2

Aan belanghebbende is voor het tijdvak 23 juni 2018 tot en met 22 september 2018 een naheffingsaanslag in de MRB opgelegd naar een bedrag van € 406.

1.3

Aan belanghebbende is voor het tijdvak 23 september 2018 tot en met 22 december 2018 een naheffingsaanslag in de MRB opgelegd naar een bedrag van € 406.

1.4

Aan belanghebbende is voor het tijdvak 23 december 2018 tot en met 22 maart 2019 een naheffingsaanslag in de MRB opgelegd naar een bedrag van € 406.

1.5

Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende gericht tegen de hiervoor – onder 1.1 tot en met 1.4 – bedoelde naheffingsaanslagen ongegrond verklaard. Het bezwaar tegen de hiervoor – onder 1.1 - bedoelde verzuimboete heeft de Inspecteur gegrond verklaard en de verzuimboete verminderd tot € 169.

1.6

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 11 maart 2021, verzonden op 12 maart 2021, ongegrond verklaard.

1.7

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.8

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2022 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. K. Bozia, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] .

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is volgens de kentekenregistratie sinds 23 september 2011 houder van een motorrijtuig van het merk Ford, type Transit, met het kenteken [kenteken] (hierna te noemen: het motorrijtuig). De datum eerste toelating is 11 april 1980. De datum van afgifte van een kentekenbewijs in Nederland is 23 september 2011.

2.2

De Inspecteur heeft bij voor bezwaar vatbare beschikking beslist dat voor het motorrijtuig het zogenaamde kampeerautotarief als bedoeld in artikel 23a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (de Wet MRB) met ingang van 23 maart 2014 van toepassing is. Die beslissing is gebaseerd op een daartoe door belanghebbende ingediend verzoek, waarin hij heeft verklaard dat het motorrijtuig aan de gestelde vereisten voor het kampeerautotarief voldoet.

2.3

Belanghebbende heeft voor de periode van 23 juni 2017 tot en met 22 maart 2019 de voor het motorrijtuig verschuldigde motorrijtuigenbelasting voldaan naar het kampeerautotarief.

2.4

Op 20 juni 2018 is het motorrijtuig door een controleur van de Douane staande gehouden en gecontroleerd. Deze controleur heeft een “Melding Controle Autoheffingen” gedaan aan de Inspecteur. Bij paragraaf 7 van het meldingsformulier staat vermeld:

Betreft een verkeerscontrole, op het terrein [naam3] gelegen aan [adres] in [plaats] . Voertuig heeft als inrichting kampeerauto maar deze is verwijderd. De bank in de laadruimte staat los. Verklaring: “Ik heb ongeveer 6 maanden geleden de kampeerinrichting verwijderd omdat ik de bodemplaat moest vervangen, deze is inmiddels vervangen maar ik heb de kampeerinrichting nog niet teruggeplaatst”.”.

2.5

Bij brief van 31 oktober 2018 heeft de Inspecteur aan belanghebbende aangekondigd dat naar aanleiding van de hiervoor – onder 2.4 - bedoelde constatering aan hem een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete van 100% van de verschuldigde motorrijtuigenbelasting zal worden opgelegd. De Inspecteur heeft daarbij onder meer vermeld:

Het motorrijtuig staat geregistreerd als een kampeerauto. De voorwaarden voor het bijzondere tarief staan in artikel 23a lid 1 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en artikel 5aa van het daarbij behorende Uitvoeringsbesluit. Het motorrijtuig voldoet niet aan deze voorwaarden omdat de inrichting voor een kampeerauto ontbreekt. U ontvangt nog een beschikking waarbij het verleende kwarttarief wordt ingetrokken.”.

2.6

Met dagtekening 21 december 2018 heeft de Inspecteur de hiervoor - onder 1.1 - bedoelde aangekondigde naheffingsaanslag en verzuimboete aan belanghebbende opgelegd.

2.7

Bij beschikking van 7 januari 2019 heeft de Inspecteur beslist dat het kampeerautotarief voor het motorrijtuig vanaf 22 juni 2018 niet meer van toepassing is. De Inspecteur heeft daarbij aan belanghebbende aangekondigd dat hij aanvullende rekeningen tot het normale personenautotarief zal ontvangen voor de perioden:

- 23 juni 2018 tot en met 22 september 2018;

- 23 september 2018 tot en met 22 december 2018;

- 23 december 2018 tot en met 22 maart 2019.

2.8

De Inspecteur heeft met dagtekening 15 januari 2019 de aangekondigde drie rekeningen motorrijtuigenbelasting aan belanghebbende gestuurd. Hierbij is de motorrijtuigenbelasting op basis van het volledige personenautotarief (per tijdvak € 541) aan belanghebbende in rekening gebracht. De reeds door belanghebbende betaalde motorrijtuigenbelasting op basis van het kampeerautotarief (per tijdvak € 135) is hierop in mindering gebracht. De per saldo per periode in rekening gebrachte motorrijtuigenbelasting bedroeg dus € 406. Volgens de rekeningen diende belanghebbende deze motorrijtuigenbelasting uiterlijk op 26 februari 2019 te voldoen.

2.9

Belanghebbende heeft de hiervoor – onder 2.8 – bedoelde aan hem in rekening gebrachte motorrijtuigenbelasting niet voor de uiterste betaaldatum voldaan. De Inspecteur heeft daarom aan belanghebbende voor elke periode een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd.

2.10

Op 1 juli 2019 heeft de Inspecteur een onderzoek ingesteld naar de inrichting van het motorrijtuig met betrekking tot het fiscale begrip kampeerauto. In dit rapport is geconcludeerd:

Er wordt niet voldaan aan de stahoogte van 170 cm. Een dakverhoging van 100x90 cm om wel aan de stahoogte te komen is niet aanwezig.”.

2.11

De Inspecteur heeft de opgelegde verzuimboete bij de uitspraak op bezwaar van 18 januari 2019 gematigd tot 10% van de verschuldigde motorrijtuigenbelasting in verband met belanghebbendes persoonlijke en financiële omstandigheden.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de bestreden naheffingsaanslagen en de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende zijn opgelegd.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de bestreden naheffingsaanslagen en boetebeschikking.

3.3

De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing