Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2583, 21/00548

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2583, 21/00548

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 april 2022
Datum publicatie
15 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:2583
Formele relaties
  • Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2021:1964, Bekrachtiging/bevestiging
Zaaknummer
21/00548

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling kantoorvilla.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00548

uitspraakdatum: 5 april 2022

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 maart 2021, nummer UTR 20/1562, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 82 te [vestigingsplaats] (hierna: de kantoorvilla), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 1.685.000. Tegelijk met deze beschikking zijn aan belanghebbende aanslagen onroerendezaakbelasting 2019 opgelegd.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank MiddenNederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft op 4 maart 2022 een nader stuk ingediend dat op 7 maart 2022 door het Hof is ontvangen.

1.6.

Gemachtigde heeft bij brief van 9 maart 2022 verzocht het nader stuk van de heffingsambtenaar buiten beschouwing te laten, dan wel het onderzoek ter zitting uit te stellen teneinde gemachtigde voldoende gelegenheid te bieden adequaat op het nader stuk te reageren.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord A. van den Dool, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [de taxateur] (taxateur).

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de in 1856 gebouwde kantoorvilla met parkeerplaatsen. Het object heeft een oppervlakte van ongeveer 1.002 m2, als volgt verdeeld: souterrain 270 m2, begane grond 266 m2, eerste verdieping 266 m2 en tweede verdieping 200 m2.

2.2.

De kantoorvilla is ingeschreven in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de kantoorvilla. Belanghebbende bepleit in hoger beroep een waarde van € 1.304.000 en concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing