Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3070, 21/00350

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3070, 21/00350

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 april 2022
Datum publicatie
29 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:3070
Zaaknummer
21/00350

Inhoudsindicatie

BPM. Vermindering (afschrijving).

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00350

uitspraakdatum: 19 april 2022

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] h.o.d.n. [naam1] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 3 februari 2021, nummer AWB 18/6113 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 3.433. Daarbij is belanghebbende voorts een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht van € 48.

1.2

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de belastingrente gehandhaafd.

1.3

Het tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank gegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 3 februari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. S.M. Bothof als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede namens de Inspecteur [naam2] en mr. [naam3] .

1.6

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft in Nederland een voor de markt in de Verenigde Staten van Amerika geproduceerde gebruikte personenauto gekocht van het merk Volkswagen, type Golf 2.0 TSI GTI (VIN: [nummer1] ; hierna: de auto).

2.2

De auto is op 9 februari 2015 voor het eerst toegelaten op de openbare weg.

2.3

Belanghebbende heeft ter zake van de auto op 5 december 2017 aangifte voor de BPM gedaan. Dit met het oog op het doen registreren van de auto in het Nederlandse kentekenregister.

2.4

Bij de aangifte heeft belanghebbende op de voet van artikel 10, achtste lid, Wet BPM jo. artikel 8, vierde lid, aanhef en onderdeel b, Uitvoeringsregeling BPM gebruik gemaakt van een taxatierapport opgesteld door [naam4] verbonden aan [naam5] . Daarin is de handelsinkoopwaarde van de auto bepaald op € 2.833. Deze handelsinkoopwaarde is vastgesteld door op de waarde van de auto volgens een koerslijst van Autotelex Pro (hierna: de koerslijst) van € 21.603 een bedrag van € 18.770 (72% van € 26.026) aan schade in mindering te brengen. Belanghebbende is bij de berekening van BPM uitgegaan van een bruto BPM naar het tarief geldend vanaf 1 januari 2015 van € 10.803. De vermindering van de BPM is berekend door op de historische nieuwprijs bij verkoop van € 45.807 de huidige inkoopwaarde in Nederland van € 2.833 in mindering te brengen, zodat een werkelijke afschrijving van € 42.974 ontstaat, ofwel een afschrijving van 93,82 %. Ter zake van de bepaalde inkoopwaarde van € 2.833 is in het rapport vermeld:

“De genoemde handelswaardes zijn gebaseerd aan de hand van koerslijstonderzoek, marktonderzoek en hierin is rekening gehouden met de volgende emolumenten: schadeverleden reeds bekend – schadeverleden na herstel – garantie en coulance mogelijkheden – afwijkende specificaties.”

2.5

Belanghebbende heeft op 6 december 2017 een bedrag van € 667 BPM (€ 10.803 x 0,0618) op aangifte voldaan.

2.6

In een e-mail van 6 december 2017 heeft Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) belanghebbende uitgenodigd om de auto op 8 december 2017 om 13:00 uur in Soesterberg te tonen aan een medewerker van DRZ. Belanghebbende is daar met de auto verschenen. DRZ heeft ter zake van het verrichte onderzoek een rapport ‘Onderzoek waardebepaling’ opgemaakt.

2.7

De auto is op 14 februari 2018 geregistreerd in het kentekenregister.

2.8

Naar aanleiding van de controle door DRZ heeft de Inspecteur, met dagtekening 7 mei 2018, € 3.433 van belanghebbende nageheven en € 48 belastingrente aan haar in rekening gebracht. Voor de waarde in onbeschadigde staat is de Inspecteur uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 19.421. De waardevermindering als gevolg van schade heeft de Inspecteur bepaald op € 1.344. Dit is 84% van de door DRZ vastgestelde herstelkosten van € 1.597. Verder is de Inspecteur, evenals belanghebbende, bij zijn berekeningen uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 45.807 en een historisch bruto BPM bedrag van € 10.803. Bij de vaststelling van de hoogte van de in zijn ogen verschuldigde BPM heeft de Inspecteur daarnaast nog rekening gehouden met een aftrek vanwege extra leeftijdskorting van € 162.

2.9

In beroep bij de Rechtbank heeft belanghebbende zich – onder meer – op het standpunt gesteld dat het verschil in het door belanghebbende en DRZ in aanmerking genomen schadebedrag is veroorzaakt doordat de auto reeds in een vergevorderd stadium van herstel was toen belanghebbende werd opgeroepen de auto bij DRZ te tonen, maar dat er geen reden is om niet uit te gaan van het bij de aangifte gevoegde taxatierapport, en dat in ieder geval rekening gehouden dient te worden met een extra waardedaling van de auto van € 16.588 omdat sprake is van een “ex-schade” auto.

2.10

De Rechtbank heeft – kort gezegd – geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de aangifte, op 5 december 2017, aan de auto meer schade aanwezig was dan door de Inspecteur is geaccepteerd en dat belanghebbende evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat rekening moet worden gehouden met een extra waardevermindering van € 16.588. Ter zitting van de Rechtbank zijn partijen nader overeengekomen dat de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat, rekening houdend met aftrekken in verband met ‘marktsituatie’ en ‘dealersituatie’ € 17.036 bedraagt en dat de historische bruto BPM € 9.828 bedraagt. De Rechtbank heeft op die basis en rekening houdend met een herrekende leeftijdskorting van € 188, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 3.178 en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

2.11

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

2.12

In hoger beroep heeft belanghebbende onder meer een verklaring overgelegd van [naam6] verbonden aan [naam5] . In deze verklaring staat voor zover hier van belang vermeld:

“Deze auto met een schade van € 45.807,-- als hier aan de orde, is uitgesloten van fabrieksgarantie. Aangezien deze auto slechts 2,5 jaar oud is, levert dit een flinke waardevermindering op.

(…)

De federatie waar ik bij aangesloten ben (federatie TMV) heeft een richtlijn uitgevaardigd waarmee de waardevermindering die optreedt door een verminderde opbrengst bij verkoop of inruil ten gevolge van een schade (verleden) en parallelimport kan worden vastgesteld. De waardevermindering wordt berekend aan de hand van een formule.

(…)

Tabel 2 - SCHADE WAARDECORRECTIE TABEL

Bruto Schadebedrag € Consumentenprijs Consumentenprijs Consumentenprijs

< € 20.000 < € 40.000 > € 40.000

< 5.000 750 1.000 1.500

5.001 10.000 1.000 1.500 2.000

10.001 20.000 1.250 2.000 2.500

20.000 > - 3.000 4.000

Economisch Total Loss 3.500 5.000 -/- 15%

(…)

Waardevermindering conform TMV tabel:

(…)

Waardecorrectie schade: € 4.000”

2.13

Belanghebbende heeft in hoger beroep tevens een kopie overgelegd van de “Richtlijnen Waardevermindering Personenauto’s en Motorvoertuigen” van de stichting Nederlands Instituut van Register-Experts (hierna: “de NIVRE Richtlijnen”). In onderdeel 7.3 van de Richtlijnen is een formule opgenomen aan de hand waarvan, en rekening houdend met een aantal variabelen, zoals consumentenprijs van de auto, handelsinkoopwaarde, verstreken gebruiksduur, kilometerstand en arbeids- en spuitkosten van schadeherstel, de waardevermindering van een auto als gevolg van het zijn van “ex-schade” auto in een voorkomend geval zou kunnen worden benaderd.

3 Het geschil en standpunten van partijen

3.1

In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de (door de Rechtbank verminderde) naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt die vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

3.2

Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof zijn stelling, dat bij de bepaling van de handelsinkoopwaarde van de auto met een hoger bedrag dan € 1.344 aan schade rekening dient te worden gehouden, uitdrukkelijk en ondubbelzinnig prijsgegeven. In hoger beroep bepleit belanghebbende ten opzichte van de uitspraak van de Rechtbank alleen nog dat bij de waardebepaling van de auto rekening gehouden dient te worden met een correctie vanwege de omstandigheid dat naar de mening van belanghebbende sprake is van een “ex-schade” auto. Deze waardecorrectie (vermindering) bedraagt blijkens een overgelegde verklaring van een erkend registertaxateur voor de onderhavige auto € 4.000. Subsidiair beroept belanghebbende zich op de met behulp van de formule van de NIVRE Richtlijnen te bepalen correctie, die volgens de berekeningen van belanghebbende leidt tot een waardecorrectie van € 500.

3.3

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag eerder te laag dan te hoog is vastgesteld. Omdat de auto blijkens het door belanghebbende overgelegde taxatierapport kennelijk essentiële gebreken vertoonde, had de in artikel 10, eerste lid, Wet BPM bedoelde vermindering, op grond van artikel 8, derde lid, Uitvoeringsbesluit BPM, pas door middel van een taxatierapport mogen worden vastgesteld nadat die gebreken waren hersteld. Bij de aangifte had daarom, aldus de Inspecteur, in het geheel geen rekening mogen worden gehouden met een afschrijving. Ook heeft de Inspecteur, zo stelt hij in zijn verweer in hoger beroep, ten onrechte het beroep van belanghebbende op de correctiefactoren ‘Marktsituatie’ en ‘Marktsituatie handelaar’ gehonoreerd. Voor zoveel nodig beroept de Inspecteur zich in verband hiermee in deze procedure op interne compensatie. Verder maakt belanghebbende, aldus nog steeds de Inspecteur, niet aannemelijk dat de auto zodanig zware ongevalsschade heeft gehad dat een waardevermindering vanwege het zijn van “ex-schade” auto aan de orde is.

3.4

Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de inkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat € 17.036 bedraagt, de nieuwprijs van de auto € 45.807 en de historische bruto BPM € 9.828.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur en primair tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 1.477. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing