Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3219, 21/00048 t/m 21/00050

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3219, 21/00048 t/m 21/00050

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
26 april 2022
Datum publicatie
6 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:3219
Zaaknummer
21/00048 t/m 21/00050

Inhoudsindicatie

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door Inspecteur.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 21/00048 tot en met 21/00050

uitspraakdatum: 26 april 2022

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het verzoek van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

om

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende naar aanleiding van de intrekking van het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 1 december 2020, nummers AWB 19/559 tot en met AWB 19/561, ECLI:NL:RBGEL:2020:6504

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld tegen de hiervoor vermelde uitspraak van de Rechtbank inzake de voldoeningen van omzetbelasting op aangifte door belanghebbende over het derde kwartaal van 2016, het derde kwartaal van 2017 en het eerste kwartaal van 2018.

1.2.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.3.

Bij brief van 12 januari 2022, bij het Hof binnengekomen op 17 januari 2022, heeft de Inspecteur het hoger beroep ingetrokken en het standpunt ingenomen dat aan belanghebbende een forfaitaire proceskostenvergoeding kan worden toegekend conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) ter zake van het indienen van een verweerschrift in hoger beroep, met daarbij in aanmerking genomen een wegingsfactor 1. Het Hof heeft belanghebbende hiervan op de hoogte gebracht.

1.4.

Bij brief van 17 februari 2022, binnengekomen op 23 februari 2022, heeft belanghebbende het Hof verzocht de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten in verband met het hoger beroep ingesteld door de Inspecteur. Belanghebbende heeft zich daarbij wat betreft de hoogte van de proceskostenvergoeding aangesloten bij het hiervoor vermelde standpunt van de Inspecteur.

1.5.

Het Hof heeft partijen gevraagd of zij gebruik willen maken van hun recht ter zitting te worden gehoord. Belanghebbende heeft telefonisch kenbaar gemaakt van dit recht geen gebruik te willen maken. De Inspecteur heeft niet binnen de door het Hof gestelde termijn gereageerd. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2 Beoordeling van het verzoek

2.1.

Ingevolge artikel 8:118, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Inspecteur in geval van intrekking van het door hem ingestelde hoger beroep op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak in de kosten worden veroordeeld.

2.2.

De Inspecteur heeft één hogerberoepschrift ingediend tegen één uitspraak van de Rechtbank inzake meerdere voldoeningen. Het Hof heeft de zaak niet gesplitst. Daarom is voor de toepassing van de regeling inzake proceskostenvergoeding sprake van één zaak.1

2.3.

Partijen zijn eensluidend van mening dat aan belanghebbende een proceskostenvergoeding dient te worden toegekend overeenkomstig de in het Besluit neergelegde forfaitaire methodiek (zie 1.3 en 1.4). Het Hof ziet geen aanleiding van dat gezamenlijke standpunt af te wijken. Het Hof stelt de kostenvergoeding daarom vast op € 759 (1 punt (verweerschrift) x wegingsfactor 1 x € 759).

3 Beslissing

Het Hof veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 759.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. A.E. Keulemans en mr. R.A. Wolf, in tegenwoordigheid van drs. M.T.M. Hennevelt als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022.

De griffier, De voorzitter,

(M.T.M. Hennevelt) (A.J.H. van Suilen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 26 april 2022

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.