Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3222, 21/00368

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3222, 21/00368

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
26 april 2022
Datum publicatie
6 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:3222
Formele relaties
Zaaknummer
21/00368

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling school.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00368

uitspraakdatum: 26 april 2022

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Stichting [belanghebbende] te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 januari 2021, nummer UTR 20/138, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 41 te [vestigingsplaats] (hierna: de onroerende zaak) voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 1.488.000 naar de waardepeildatum 1 januari 2018 (hierna: de beschikking). Tegelijk met en op hetzelfde biljet als de beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 voor het gebruikersgedeelte vastgesteld op € 2.243,90 (hierna: de aanslag).

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2022. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

De onroerende zaak is een onderwijsgebouw dat bestaat uit twee bouwdelen, met als bouwjaren 1981 en 1995. Deze bouwdelen vormen het hoofdgebouw en hebben samen een bruto vloeroppervlakte van 2.298 m². Daarnaast bestaat de onroerende zaak uit een berging met 18 m² aan bruto vloeroppervlakte. De tot de onroerende zaak behorende grond is 6.900 m².

3 Geschil

In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2018 te hoog heeft vastgesteld, hetgeen belanghebbende bepleit en de heffingsambtenaar betwist. Belanghebbende bepleit een waarde van € 1.025.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing