Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4025, 21/00252

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4025, 21/00252

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 mei 2022
Datum publicatie
27 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:4025
Zaaknummer
21/00252

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Ontvankelijkheid bezwaar.

Uitspraak

Locatie Arnhem

Nummer 21/00252

uitspraakdatum: 17 mei 2022

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 25 november 2020, nummer AWB 19/6338 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd.

1.2

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 7 april 2022 te Arnhem. Aldaar is J. Sierts verschenen als de gemachtigde van belanghebbende alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur.

1.6

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Met dagtekening 23 maart 2017 is aan belanghebbende de onderhavige aanslag IB/PVV 2014 opgelegd.

2.2

Bij aangetekend verzonden brief van 23 maart 2018 heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht die aanslag ambtshalve te verminderen.

2.3

De Inspecteur heeft die brief aangemerkt als zowel een bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PVV 2014 als een verzoek om ambtshalve vermindering van die aanslag op de voet van artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB). De procedure inzake de ambtshalve vermindering is bij het Hof aanhangig onder rolnummer 21/00383.

2.4

Bij uitspraak op bezwaar van 10 oktober 2019 heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.

2.5

Het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep is door de Rechtbank bij uitspraak van 25 november 2020 ongegrond verklaard. Volgens de Rechtbank heeft de Inspecteur terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

2.6

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.

3 Het geschil

In hoger beroep is in geschil of de Inspecteur terecht tot een niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar heeft beslist. Voorts is in geschil of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Belanghebbende beantwoordt de eerst vraag ontkennend en de tweede bevestigend. De Inspecteur beantwoordt de vragen in tegengestelde zin.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing