Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4261, 21/00390

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4261, 21/00390

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 mei 2022
Datum publicatie
27 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:4261
Zaaknummer
21/00390

Inhoudsindicatie

Aanmaningskosten. Compromis ter zitting.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00390

uitspraakdatum: 17 mei 2022

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 februari 2021, nummer AWB 20/4319, in het geding tussen belanghebbende en

de invorderingsambtenaar van Gemeente Barneveld (hierna: de invorderingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Met dagtekening 16 mei 2020 is aan belanghebbende een aanmaning gestuurd wegens het niet betalen van een naheffingsaanslag parkeerbelastingen. Daarbij is € 7 aan aanmaningskosten in rekening gebracht.

1.2.

De invorderingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 juli 2020 het bezwaar van belanghebbende tegen de aanmaningskosten ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de invorderingsambtenaar opgedragen het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord B. de Jong als de gemachtigde van belanghebbende (digitaal), alsmede [naam1] en [naam2] namens de invorderingsambtenaar (fysiek).

2 Overwegingen

2.1.

De invorderingsambtenaar heeft zich ter zitting alsnog verenigd met het standpunt van belanghebbende dat de onderhavige beschikking inzake de aanmaningskosten dient te worden vernietigd.

2.2.

Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

2.3.

Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond.

3 Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de invorderingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor het hoger beroep te vergoeden.

Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 134,50 voor de kosten in de bezwaarfase (1 punt (bezwaarschrift)  wegingsfactor 0,5  € 269), € 759 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift en bijwonen zitting)  wegingsfactor 0,5  € 759) en € 759 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting)  wegingsfactor 0,5  € 759), ofwel in totaal op € 1.652,50. Wat betreft de toegepaste wegingsfactor heeft het Hof ermee rekening gehouden dat de inzet van het geschil een zeer gering financieel belang betreft (zie het richtsnoer proceskostenvergoeding, onderdeel 1.2.3, onder c, opgenomen in de uitspraak van het Hof van 11 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10307).

4 Beslissing