Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4298, 200.295.335/01
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4298, 200.295.335/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 mei 2022
- Datum publicatie
- 14 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:4298
- Zaaknummer
- 200.295.335/01
Inhoudsindicatie
Kinderalimentatie. De vrouw geeft onvoldoende inzicht in haar financiële situatie. Het hof gaat er vanuit dat de vrouw voldoende draagkracht heeft om te voorzien in de helft van de behoefte van het kind.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.295.335/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 171065)
beschikking van 24 mei 2022
inzake
[verzoekster] (de vrouw),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. H.C.L. Crozier te Sneek,
en
[verweerder] (de man),
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. D.I.A. Schröder te De Meern.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 26 mei 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 7 juni 2021;
- een brief namens de vrouw met bijlage(n), ingekomen op 28 juni 2021;
- een brief namens de vrouw met bijlage(n), ingekomen op 6 juli 2021;
- een journaalbericht namens de vrouw van 13 juli 2021 met bijlage(n);
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met bijlage(n);
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de man van 22 maart 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vrouw van 31 maart 2022.
De mondelinge behandeling heeft op 4 april 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren de man en de vrouw, bijgestaan door hun advocaten.
3 De feiten
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. De relatie is in 2008 geëindigd.
Uit de relatie van partijen zijn geboren:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2002, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2007.
De vrouw is in 2015 gehuwd met de heer [naam1] . Zij hebben samen drie kinderen; [de minderjarige3] (2013), [de minderjarige4] (2015) en [de minderjarige5] (2019).
Partijen oefenen samen het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige2] en hadden gezamenlijk het gezag over [de minderjarige1] totdat hij achttien jaar werd.
Bij vonnis in kort geding van 1 juli 2009 is bepaald dat de man een bijdrage moet
betalen van € 175,- per kind per maand. Deze bijdrage is in de afgelopen jaren verhoogd met de wettelijke indexering.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn op 17 februari 2017 onder toezicht gesteld.
De ondertoezichtstelling is nadien verlengd, laatstelijk voor [de minderjarige1] tot zijn meerderjarigheid en voor [de minderjarige2] tot 17 februari 2022.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] woonden na het uiteengaan bij de vrouw. In januari 2018 is [de minderjarige1] bij de man gaan wonen. In augustus 2018 is hij teruggegaan naar de vrouw. In november 2018 is [de minderjarige1] in een netwerkpleeggezin gaan wonen, welk verblijf op 27 december 2018 is geformaliseerd met een machtiging uithuisplaatsing. Sinds 1 maart 2021 woont [de minderjarige1] weer bij de man. [de minderjarige2] woont vanaf 22 mei 2020 met machtiging van de kinderrechter bij de man.