Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4334, 21/00058 en 21/00059

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4334, 21/00058 en 21/00059

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
31 mei 2022
Datum publicatie
10 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:4334
Zaaknummer
21/00058 en 21/00059

Inhoudsindicatie

VPB. Afwaardering vordering. Goedkoopmansgebruik.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 21/00058 en 21/00059

uitspraakdatum: 31 mei 2022

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 december 2020, nummer AWB 19/2289 en AWB 19/2290, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 47.249. Bij beschikkingen is het verlies voor dat jaar vastgesteld op € 0, is € 23.717 aan verlies verrekend en is € 2.634 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de Vpb opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 316.398. Bij beschikking is € 17.775 aan belastingrente in rekening gebracht

1.3.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de in 1.1 en 1.2 genoemde aanslagen en beschikkingen.

1.4.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. T.H.Th. Feringa, als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam1] , alsmede [naam2] en [naam3] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Tot zijn overlijden [in] 2018 was de heer [naam4] (hierna: [naam4] ) directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende. [naam4] was gehuwd met [naam5] (hierna: de echtgenote). Samen hebben zij drie kinderen (hierna: de kinderen).

2.2.

[naam4] heeft op 31 december 2001 Stichting [naam6] (hierna: de Stichting) opgericht. [naam4] en de echtgenote vormden het bestuur van de Stichting.

2.3.

Eveneens op 31 december 2001 hebben de Stichting (als beheerder) en belanghebbende (als bewaarder) het besloten fonds voor gemene rekening [naam7] opgericht (hierna: het [naam7] ). De oprichtingsakte van het [naam7] luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Doel en beleggingen

Artikel 3

Het fonds heeft tot doel het voor rekening en risico van de participanten beleggen van vermogen teneinde de participanten in de opbrengst te doen delen.

(…)

Beheerder en bewaarder

Artikel 5

1. Het beheer over het fonds wordt gevoerd door de beheerder. De beheerder is bevoegd een deel van het beheer en de daaruit voortvloeiende taken te doen uitoefenen door één of meer door haar te benoemen derden, met dien verstande dat aan de in lid 2 bedoelde bewaarder uitsluitend taken van uitvoerend administratieve aard kunnen worden opgedragen.

2. De van de beheerder onafhankelijke bewaarder is belast met de bewaring van de fondswaarden alsmede met de administratie van het fonds. De bewaarder is bevoegd een deel van de bewaring en de daaruit voortvloeiende taken te doen uitoefenen door één of meer door haar te benoemen derden, niet zijnde de beheerder.

3. De beheerder en de bewaarder treden uitsluitend op in het belang van de participanten.

Participaties

Artikel 6

1. Het fondsvermogen is verdeeld in participaties. Iedere participatie geeft recht op een evenredig deel van het fondsvermogen.

2. De participaties luiden uitsluitend op naam en hebben een nominale waarde van driehonderd euro (EUR 300,--).

Uitgifte, inkoop en overdracht van participaties

Artikel 7

1. Verzoeken tot uitgifte en inkoop van participaties dienen bij de beheerder te worden ingediend. Uitgifte van participaties aan anderen dan participanten en hun bloed- en aanverwanten in de rechte lijn geschiedt slechts op voorstel van de beheerder en met toestemming van alle participanten.

Participaties kunnen uitsluitend worden overgedragen aan bloedverwanten (desgewenst: en aanverwanten) in de rechte lijn van een participant of aan het fonds onder gelijktijdige intrekking van de participaties. De tenaamstelling van de participatie(s) wordt alsdan gewijzigd door de beheerder en de bewaarder. De beheerder is niet verplicht een verzoek tot inkoop in te willigen. (…)

Beheer

Artikel 9

1. De beheerder is vrij in de keuze van de beleggingen en is gerechtigd tot alle daden van beheer met betrekking tot het fondsvermogen, mits met inachtneming van het bepaalde in de fondsvoorwaarden. Tot het beheer worden medegerekend het vaststellen van het beleggingsbeleid alsmede het verrichten van beleggingen en hetgeen daarmee, in de ruimste zin des woords, samenhangt.

(…)

Bewaring

Artikel 10

(…)

2. De fondswaarden worden bewaard door de bewaarder op zodanige wijze dat met betrekking tot de in bewaring gegeven fondswaarden slechts kan worden beschikt door de beheerder en de bewaarder tezamen.

3. De bewaarder zal de fondswaarden slechts afgeven na ontvangst van een door de beheerder getekende, daartoe strekkende mededeling, waaruit blijkt dat afgifte wordt verlangd in verband met de regelmatige uitoefening van de beheerfunctie.

(…)

7. Iedere aansprakelijkheid voor het optreden als bewaarder en de gevolgen daarvan wordt door de bewaarder uitdrukkelijk uitgesloten, tenzij ter sprake is van opzet, grove schuld of enig handelen in strijd met de wet en/of de fondswaarden.

Relatie beheerder-bewaarder-participanten

Artikel 11

1. De participanten worden geacht kennis te hebben genomen van en zich te onderwerpen aan de bepalingen van de fondsvoorwaarden.

2. De participant wordt tevens geacht, voor zover nodig, aan de beheerder en de bewaarder gezamenlijk, met het recht van substitutie, onherroepelijk volmacht te hebben verleend om al datgene te verrichten en te doen verrichten, wat deze nodig of dienstig zullen achten met inachtneming van het bepaalde in de fondsvoorwaarden.

3. De beheerder noch de bewaarder is bevoegd een participant jegens een derde te verbinden.

(…)

Wijziging van de fondsvoorwaarden

Artikel 16

De beheerder kan besluiten tot wijziging van de fondsvoorwaarden.

Opheffing van het fonds, vereffening

Artikel 17

1. De beheerder kan besluiten tot opheffing van het fonds.

2. Van het besluit tot opheffing wordt onverwijld schriftelijk mededeling gedaan aan de participanten en de bewaarder.

3. De beheerder draagt zorg voor de vereffening van het fonds en legt daarvan aan de participanten rekening en verantwoording af alvorens tot enige uitkering aan een participant over te gaan. Het na vereffening resterend saldo wordt uitgekeerd aan de participanten naar evenredigheid van de omvang van de door hen gehouden participatie(s).

4. Gedurende de vereffening blijven voor zover mogelijk de bepalingen van de fondswaarden van toepassing.

(…)”

2.4.

Bij akte van 27 december 2002 hebben [naam4] en de echtgenote vermogen ingebracht in het [naam7] tegen uitreiking van participaties (hierna: de inbrengakte). De inbrengakte luidt, voor zover van belang, als volgt:

CONSIDERANS

De verschijnende persoon, handelend als gemeld, verklaart:

(…)

-

de Participant 1 [Hof: [naam4] ] is voornemens de navolgende vermogensbestanddelen in economische eigendom (in natura) te storten in het Fonds tegen uitgifte van participaties;

-

tussen de Beheerder, de Bewaarder en de Participanten wordt bij deze ter inbreng van vermogensbestanddelen in het Fonds en ter verkrijging van participaties in het Fonds alsmede terzake van de bewaring van deze vermogensbestanddelen een overeenkomst gesloten;

-

deze overeenkomst geldt tevens als een verzoek tot uitgifte van participaties als bedoeld in artikel 7 van voormelde oprichtingsakte van het Fonds en in afwijking van hetgeen in de oprichtingsakte is vermeld zal de uitgifte krachtens overeenkomst tussen de belanghebbenden plaatsvinden per zevenentwintig december tweeduizend twee;

-

ter uitvoering van vorenstaande overeenkomst zullen bij deze akte de na te melden vermogensbestanddelen ten name van de Bewaarder worden gesteld dan wel aan de Bewaarder in eigendom worden geleverd en zal de economische eigendom van de na te melden vermogensbestanddelen in het Fonds worden ingebracht dan wel aan de Participanten 1 en 2 [Hof: [naam4] en de echtgenote] van het Fonds worden geleverd waarna door de Beheerder participaties zullen worden uitgegeven aan de Participanten 1 en 2.

(…)

Artikel 12

(…)

Baten en lasten

Alle baten en lasten van de in te brengen vermogensbestanddelen zijn vanaf één januari tweeduizend twee voor rekening van het fonds.

(…)

UITGIFTE PARTICIPATIES

Artikel 13

Op basis van de hiervoor omschreven inbreng in natura en op basis van de hiervoor vermelde bankrekeningen inzake het Fonds waarvan de waarde blijkt uit het aan deze akte te hechten overzicht geeft de Beheerder hierbij uit:

-

zevenduizend tweehonderd zevenenzeventig (7.277) participaties op naam met een nominale waarde van driehonderd Euro (EUR 300,—) genummerd 1 tot en met 7.277, aan de Participant 1 [Hof: [naam4] ], die de participaties hierbij aanvaardt;

-

één (1) participatie op naam met een nominale waarde van driehonderd Euro (EUR 300,—) genummerd 7.278 aan de Participant 2 [Hof: de echtgenote], die de participatie hierbij aanvaardt.

VOORWAARDEN EN BEPALINGEN PARTICIPATIES

Artikel 14

(…)

3. Ter zake van de uitgifte van de participaties is Participant 2 [Hof: de echtgenote] een vergoeding verschuldigd ter grootte van driehonderd euro, zijnde de uitgifteprijs van een participatie.

(…)”

2.5.

Ook in de jaren daarna is vermogen ingebracht in het [naam7] tegen uitgifte van participaties.

2.6.

Op enig moment hebben [naam4] en de echtgenote hun participaties in het [naam7] overgedragen aan de kinderen.

2.7.

Tussen belanghebbende en het [naam7] bestaat een rekening-courantverhouding. Uit de jaarcijfers van het [naam7] komt het volgende beeld naar voren over het verloop van de rekening-courantverhouding in relatie tot de activa, het kapitaal en het resultaat van het [naam7] (bedragen in €):

Stand RC

Totaalbedrag activa

Kapitaal [naam7]

Resultaat [naam7]

2004

-913.279

3.303.990

2005

-1.016.925

3.408.556

3.265.977

104.987

2006

183.276

3.495.769

3.170.248

80.828

2007

199.087

2.147.775

1.168.817

-21.431

2008

612.234

1.724.606

1.109.561

-59.256

2009

1.136.623

1.164.312

25.174

-77.220

2010

1.249.381

1.212.341

-39.553

-64.727

2011

1.303.172

1.245.114

-60.571

-21.018

2012

1.374.016

1.148.921

-227.608

-167.037

2013

1.425.681

1.129.941

-298.253

-70.645

2014

1.462.251

751.595

-713.196

-414.943

2.8.

In 2007 is voor € 1.980.000 aan participaties ingekocht (3 keer 2.200 participaties van € 300) met als doel de bestaande schuldverhoudingen tussen [naam4] en de kinderen te verrekenen, zodat uiteindelijk alleen een schuldverhouding tussen belanghebbende en het [naam7] zou overblijven. Mede als gevolg hiervan is het kapitaal van het [naam7] afgenomen tot € 1.168.817. Na deze verrekeningen en een aflossing van de schuld van het [naam7] aan [naam4] in 2008, was belanghebbende de enige (grote) schuldeiser van het [naam7] .

2.9.

In het jaar 2008 zijn de volgende afspraken gemaakt met betrekking tot de rekening-courantverhouding tussen belanghebbende en het [naam7] :

- rente 5%

- kredietlimiet € 800.000

Er zijn geen aflossingsverplichtingen overeengekomen of zekerheden gesteld.

2.10.

Op 18 februari 2009 is de ‘Gewijzigde overeenkomst tot kredietverstrekking in rekening courant’ (hierna: de R/C-overeenkomst) getekend namens belanghebbende als schuldeiser en het [naam7] , daarbij vertegenwoordigd door het bestuur - naar het Hof begrijpt: de Stichting als beheerder - in de personen van [naam4] en de echtgenote, als schuldenaar. De R/C-overeenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:

“De schuldeiser verklaart per 1 januari 2009 aan de schuldenaar - die dit aanneemt - een krediet in rekening-courant te verstrekken tot een bedrag van € 1.300.000,= (zegge: één miljoen drie honderdduizend euro), zulks onder de navolgende voorwaarden en bedingen:

1. Over het gemiddeld saldo wordt een rente berekend op basis van de gemiddelde van de marktrente per 1 januari en per 31 december van elk kalenderjaar verhoogd met 1%.

De marktrente wordt elk jaar door het Ministerie gepubliceerd (laatstelijk 20 december 2007; nr. CPP2007/3321).

De jaarlijkse rentevergoeding wordt jaarlijks herzien voor het eerst op 1 januari 2010..

(…)

4. Het krediet kan te allen tijde, zowel mondeling als schriftelijk en zonder inachtneming van enige opzegtermijn door de schuldeiser worden beëindigd of met door de schuldeiser te bepalen bedragen worden verlaagd. Tengevolge van de beëindiging van het krediet wordt het saldo van de rekening (bij krediet-verlaging: het verschuldigde boven de nieuwe kredietgrens) terstond opeisbaar. Het in dit artikel bepaalde is eveneens toepasselijk, indien een bepaalde regeling tot aflossing of kredietverlaging is of wordt overeengekomen.

5. Het saldo van de rekening zal, zonder enige opzegging of enige andere formaliteit, van rechtswege terstond opeisbaar zijn:

a. wanneer schuldenaar nalatig is in de nakoming van of handelt in strijd met een bepaling van deze akte;

b. wanneer schuldenaar failliet wordt verklaard, wanneer een andere schuldeiser beslag legt ten laste van schuldenaar of anderszins verhaal wordt gezocht op het vermogen van schuldenaar;

6. Zolang en voorzover, ingeval van beëindiging van het krediet, het saldo van de rekening niet is aangezuiverd, blijft de schuldenaar verplicht aan de schuldeiser de geldende rente over het debetsaldo te vergoeden.

7. De schuldenaar is gehouden op eerste aanvraag van de schuldeiser in de door schuldeiser gewenste vorm en omvang zekerheid te stellen of gestelde zekerheid aan te vullen.

8. De schuldenaar mag geen verplichtingen (borgstellingen daaronder begrepen) tegenover andere geldschieters aangaan, noch hypotheek of andere zekerheid voor andere schulden verlenen, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de schuldeiser.

(…)”

2.11.

Op 4 mei 2009 heeft opnieuw een inkoop van participaties plaatsgevonden, nu voor in totaal € 1.080.000 (3 keer 1.200 participaties van € 300). Het kapitaal van het [naam7] is mede hierdoor verder afgenomen tot € 25.174.

2.12.

Eveneens op 4 mei 2009 hebben de volgende cessies van vorderingen plaatsgevonden tussen de kinderen, het [naam7] , [naam4] en belanghebbende:

- Akte van cessie I: De vordering van de kinderen van € 1.007.166 op het [naam7] , die is ontstaan door de inkoop van certificaten, wordt overgedragen aan belanghebbende in ruil voor een schuldigerkenning van belanghebbende aan de kinderen voor dat bedrag.

- Akte van cessie II: De kinderen dragen hun vordering op belanghebbende over aan [naam4] in privé. Het resultaat van de cessie is dat [naam4] een schuld aan zijn kinderen krijgt van € 1.007.166.

- Akte van cessie III: Het [naam7] draagt haar vordering van € 500.000 op [naam8] B.V. over aan belanghebbende. Het gevolg hiervan is dat de schuld in rekening-courant van het [naam7] aan belanghebbende met € 500.000 wordt verminderd.

- Akte van cessie IV: [naam9] (een van de kinderen) draagt zijn vordering op [naam8] B.V. van € 250.000 over aan belanghebbende. De schuld van [naam9] aan belanghebbende wordt daardoor met € 250.000 verminderd.

- Akte van cessie V: belanghebbende draagt haar vordering op [naam8] B.V. ter hoogte van € 1.100.000 (de vorderingen uit hoofde van voormelde akten van cessie III en IV en een vordering van belanghebbende van € 350.000 op [naam8] B.V. die al bestond) over aan [naam4] in privé, tegen een schuldigerkenning door [naam4] voor dat bedrag. Het gevolg hiervan is dat de schuld van [naam4] aan belanghebbende met € 1.100.000 wordt verhoogd.

- Akte van cessie VI: Het [naam7] draagt haar vordering van € 58.824 op [naam10] BV over aan belanghebbende. De schuld van het [naam7] aan belanghebbende wordt daardoor met € 58.824 verminderd.

2.13.

In de aangiften Vpb voor de jaren 2013 en 2014 heeft belanghebbende de rekening-courantvordering op het [naam7] met respectievelijk € 298.253 en € 153.801 afgewaardeerd ten laste van haar winst. Bij het opleggen van de aanslagen Vpb voor de jaren 2013 en 2014 heeft de Inspecteur die afwaarderingen ten laste van de winst niet geaccepteerd. De hiertegen gerichte bezwaren zijn bij uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.

2.14.

De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de Rechtbank heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat belanghebbende in 2009 als schuldeiser onzakelijk heeft gehandeld door de rekening-courantvordering in 2009 te laten oplopen. Belanghebbende heeft bovendien nagelaten te handelen c.q. haar positie als schuldeiser niet versterkt, waardoor ook de begin 2009 reeds bestaande rekening-courantvordering onzakelijk is geworden. De rekening-courantvordering kan daarom volgens de Rechtbank niet ten laste van de winst worden afgewaardeerd. Gelet hierop heeft de Rechtbank de vraag of afwaardering van de rekening-courantvordering op basis van goed koopmansgebruik is toegestaan, onbehandeld gelaten.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de rekening-courantvordering op het [naam7] ten laste van de winst kan worden afgewaardeerd met € 298.253 in 2013 en € 153.801 in 2014. Het geschil spitst zich toe op de vragen of:

- afwaardering van de rekening-courantvordering op grond van goed koopmansgebruik is toegestaan;

- sprake is van een rekening-courantverhouding die onzakelijk is (geworden).

3.2.

Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede bevestigend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing