Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4340, 21/00718

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4340, 21/00718

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
31 mei 2022
Datum publicatie
10 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:4340
Zaaknummer
21/00718

Inhoudsindicatie

OB. Ontvankelijkheid beroep. Termijnoverschrijding. Verschoonbaar?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00718

uitspraakdatum: 31 mei 2022

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 mei 2021, nummer AWB 20/811, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. Bij beschikking is belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2022. Partijen zijn daarvoor bij aangetekende brief van 15 maart 2022 uitgenodigd. Uit informatie van Track & Trace van PostNL blijkt dat de voor belanghebbende bestemde uitnodiging, gericht aan het postadres van de nieuwe gemachtigde, op 22 maart 2022 om 7:58 uur is afgehaald op de afhaallocatie van PostNL aan de Goede Reede 1 te Harderwijk en dat voor ontvangst ervan is getekend. Van de zijde van belanghebbende is niemand ter zitting verschenen. Van de zijde van de Inspecteur zijn verschenen [naam1] en [naam2] . Omdat belanghebbende tijdig en op de juiste wijze is uitgenodigd, heeft het Hof de zaak ter zitting behandeld. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende exploiteert een vitaliteitsbedrijf met de volgende vier aandachtsgebieden: Sport en beweging, Zorg, Arbeid en Kinderen en jeugd.

2.2.

Op 18 oktober 2016 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd bij onder meer belanghebbende naar de aanvaardbaarheid van onder andere de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015. Nadien is het onderzoek uitgebreid tot het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016.

2.3.

In de loop van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur per e-mail van 22 oktober 2018 verschillende belastingaanslagen ter behoud van rechten aangekondigd wegens het verstrijken van de aanslagtermijn, waaronder een aan belanghebbende op te leggen naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 ten bedrage van € 21.111.

2.4.

Met dagtekening 27 november 2018 heeft de Inspecteur aan belanghebbende overeenkomstig die aankondiging de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd waarbij € 21.111 aan omzetbelasting is nageheven. Bij beschikking is haar € 4.124 aan belastingrente in rekening gebracht.

2.5.

Belanghebbende heeft tegen die naheffingsaanslag en beschikking inzake de belastingrente (pro forma) bezwaar gemaakt.

2.6.

Op 14 mei 2019 is het conceptrapport van het boekenonderzoek met belanghebbende besproken. Die bespreking heeft bij de Inspecteur niet geleid tot andere inzichten met betrekking tot de daarin opgenomen correcties naar aanleiding van het boekenonderzoek.

2.7.

Bij e-mail van 23 mei 2019 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht haar bezwaarschrift te motiveren vóór 14 juni 2019. Binnen die termijn heeft belanghebbende haar bezwaarschrift niet gemotiveerd, waarna belanghebbende per e-mail van 18 juni 2019 is uitgenodigd voor een hoorgesprek op 2 juli 2019.

2.8.

Het rapport van het boekenonderzoek is gedagtekend op 24 juni 2019 (hierna: het controlerapport). Met betrekking tot de omzetbelasting van belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 wordt in het controlerapport een verschil geconstateerd van € 8.274 tussen de volgens de administratie en de aangiften per saldo verschuldigde omzetbelasting, ter zake waarvan geen suppletieaangifte is ingediend. Verder is geconstateerd dat geen rekening is gehouden met het feit dat de voorbelasting niet geheel aftrekbaar is. Op basis van een omzetevenredige methode is 16% van de voorbelasting (volgens de administratie), ofwel € 11.816, niet in aftrek toegelaten (hierna: de pro rata-correctie). Ten slotte is geconstateerd dat belanghebbende geen rekening heeft gehouden met een correctie ‘privégebruik auto’ ten bedrage van € 1.021. De totale correctie komt daarmee uit op € 21.111, gelijk het bedrag aan omzetbelasting dat bij de bestreden naheffingsaanslag is nageheven.

2.9.

Het hoorgesprek op 2 juli 2019 heeft niet door kunnen gaan. Vervolgens is belanghebbende uitgenodigd voor een hoorgesprek op 9 september 2019. Van dat hoorgesprek is een hoorverslag opgemaakt.

2.10.

Bij e-mail van 22 september 2019 heeft belanghebbende haar bezwaarschrift gemotiveerd. De bezwaren zien op de pro rata-correctie.

2.11.

Bij brief van 3 oktober 2019 heeft de Inspecteur kenbaar gemaakt dat hij voornemens is het bezwaar af te wijzen.

2.12.

Bij brief van 29 oktober 2019, door de Inspecteur ontvangen op 1 november 2019, heeft belanghebbende op het voorlopig standpunt van de Inspecteur gereageerd.

2.13.

Bij brief van 4 november 2019 gericht aan belanghebbendes (voormalige) gemachtigde heeft de Inspecteur zijn definitieve standpunt kenbaar gemaakt dat het bezwaar wordt afgewezen. De Inspecteur vermeldt hierin uitdrukkelijk dat het niet de definitieve beschikking (naar het Hof begrijpt: de uitspraak op bezwaar) betreft, dat die nog volgt en dat belanghebbende daartegen in beroep kan gaan.

2.14.

Bij brief van 12 november 2019 aan belanghebbendes (voormalige) gemachtigde heeft de Inspecteur zijn definitieve standpunt aangevuld na ontvangst van de in 2.12 bedoelde reactie van belanghebbende.

2.15.

De uitspraak op bezwaar is gedagtekend op 29 november 2019.

2.16.

Belanghebbende heeft hiertegen (pro forma) beroep ingesteld bij de Rechtbank. Het op 31 januari 2019 gedagtekende beroepschrift is op 4 februari 2019 ter griffie van de Rechtbank ontvangen.

2.17.

De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard vanwege een niet verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing