Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4686, 21/00120

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4686, 21/00120

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 juni 2022
Datum publicatie
17 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:4686
Zaaknummer
21/00120

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling perceel grasland.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 21/00120

uitspraakdatum: 7 juni 2022 nummer 07/005620111

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbenden] te [woonplaats1] (hierna: belanghebbenden)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 december 2020, nummer LEE 19/3546, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Werkmaatschappij 8KTD (hierna: de heffingsambtenaar).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres1] 1 te [woonplaats1] , gemeente Tytsjerksteradiel (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2018, vastgesteld voor het kalenderjaar 2019 op € 58.000. Tegelijk met deze beschikking zijn de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor 2019 vastgesteld.

1.2

Op het bezwaarschrift van [erflater] heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de vastgestelde waarde alsmede de opgelegde aanslagen gehandhaafd.

1.3

[erflater] is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 10 december 2020 ongegrond verklaard.

1.4

[erflater] heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2021 te Leeuwarden. Daarbij is verschenen en gehoord [naam1] namens de heffingsambtenaar. De gemachtigde van [erflater] , mr. H. Martens, is met een daartoe strekkend telefonisch bericht, niet verschenen.

1.6

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.7

De heffingsambtenaar deelde ter zitting mee dat [erflater] op 9 oktober 2021 is overleden. Het Voorzitter heeft de behandeling van de zaak vervolgens aangehouden in afwachting van nadere informatie.

1.8

Het Hof heeft bij brief van 3 november 2021 mr. Martens gevraagd een Verklaring van Erfrecht over te leggen, alsmede een nieuwe machtiging. Op 13 januari 2022 zijn ter griffie van het Hof van mr. Martens een Verklaring van Erfrecht en twee machtigingen binnengekomen waarbij mr. Martens wordt gemachtigd om namens de erven van [erflater] de procedure voort te zetten.

1.9

Bij brieven van 2 februari 2022 heeft het Hof aan partijen meegedeeld dat het Hof voornemens is om zonder (nadere) mondelinge behandeling uitspraak te doen in de onderhavige zaak. Gelet op het recht van partijen om ter zitting te worden gehoord heeft het Hof hen verzocht om het meegestuurde reactieformulier ingevuld te retourneren. Het Hof vermeldt voorts dat als het formulier niet binnen twee weken wordt geretourneerd, het Hof ervan uitgaat dat geen nadere zitting wordt gewenst. De heffingsambtenaar heeft het formulier geretourneerd en daarbij ingevuld dat hij niet verzoekt om nader ter zitting te worden gehoord. Belanghebbenden hebben het formulier niet geretourneerd.

1.10

De griffier van het Hof heeft bij brief van 24 februari 2022 aan partijen geschreven dat geen van de partijen om een zitting heeft verzocht en dat het Hof de zaak daarom zal afdoen zonder nadere mondelinge behandeling.

1.11

Het Hof heeft daarop het onderzoek gesloten.

2 De vaststaande feiten

2.1

Wijlen [erflater] was in 2019 eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Dit betreft een stuk grasland, met een totale kavelgrootte van ongeveer 400 m bij 50 m, totaal 19.620 m², gelegen in de regio “ [de regio] ”. [erflater] gebruikte de onroerende zaak hobbymatig.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum niet te hoog is vastgesteld.

3.2

Belanghebbenden beantwoorden deze vraag ontkennend en concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de waarde van de onroerende zaak. Belanghebbenden bepleiten, zo begrijpt het Hof, een waarde van € 30.000.

3.3

De heffingsambtenaar beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing