Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4689, 21/00388

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4689, 21/00388

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 juni 2022
Datum publicatie
17 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:4689
Zaaknummer
21/00388

Inhoudsindicatie

OB. Aftrek voorbelasting.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00388

uitspraakdatum: 7 juni 2022

Uitspraak van de achttiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 10 februari 2021, nummer AWB 20/3003, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de teruggaafbeschikking omzetbelasting voor het derde kwartaal van 2019. De Inspecteur heeft de teruggaafbeschikking bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2022. Daarbij is namens belanghebbende verschenen de gemachtigde van belanghebbende mr. W.A. Velema. Namens de Inspecteur is verschenen [naam1] , bijgestaan door [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB), en heeft tot doel de bemiddeling bij de handel, huur en verhuur van onroerende zaken en het exploiteren van een bedrijf op het gebied van assurantiën.

2.2.

[naam3] (hierna: [naam3] ) was tot 31 mei 2018 bestuurder van belanghebbende. Op 21 november 2017 is het faillissement van [naam3] uitgesproken.

2.3.

Op 9 november 2018 heeft belanghebbende een operationele leaseovereenkomst gesloten met [naam4] B.V. (hierna: de lessor) voor de huur van een Opel Insignia Grand Sport 1.6 CDTi (hierna: de auto). In de leaseovereenkomst is [naam3] als berijder vermeld. Belanghebbende heeft van [naam3] geen vergoeding bedongen voor het gebruik van de auto en er zijn geen voorwaarden gesteld ten aanzien van het privégebruik van de auto door [naam3] . Vaststaat dat hij de auto in het onderhavige tijdvak deels voor privédoeleinden heeft gebruikt en verder, dat hij de enige berijder van de auto was.

2.4.

[naam3] was in 2019 niet in dienstbetrekking van belanghebbende en evenmin was hij in dat jaar bestuurder of aandeelhouder van belanghebbende. Voorts was hij in 2019 niet als ondernemer voor de omzetbelasting aan te merken. Vanaf 1 januari 2020 is [naam3] in dienstbetrekking bij belanghebbende.

2.5.

Aan belanghebbende zijn in het derde kwartaal van 2019 door de lessor vier facturen uitgereikt in verband met de huur van de auto. De facturen staan op naam van belanghebbende onder de vermelding ‘t.a.v. de heer [naam3] ’. Het adres van belanghebbende is het factuuradres. Op de facturen is [naam3] als berijder vermeld. In totaal is in het derde kwartaal € 733 aan omzetbelasting door de lessor in rekening gebracht.

2.6.

In de aangifte omzetbelasting voor het derde kwartaal 2019 heeft belanghebbende verzocht om een teruggaaf van € 996. Hierbij is ook € 733 aan omzetbelasting in aanmerking genomen die voor de auto in rekening is gebracht.

2.7.

Bij beschikking van 21 februari 2020 heeft de Inspecteur een teruggaaf omzetbelasting verleend van € 263 (€ 996 -/- € 733).

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende recht heeft op aftrek van omzetbelasting van € 733 die in verband met de huur van de auto aan haar in rekening is gebracht.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt dat de kosten om zakelijke redenen zijn gemaakt.

3.3.

De Inspecteur beantwoordt de vraag ontkennend. Hij stelt primair dat de kosten niet om zakelijke redenen zijn gemaakt en subsidiair dat aftrek van omzetbelasting niet mogelijk is omdat sprake is van een relatiegeschenk dan wel een gift, en het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 dan aftrek van omzetbelasting verhindert.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing