Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-01-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:489, 20/00864 t/m 20/00867, 20/00869 t/m 20/00871, 20/00873 en 20/00874, 20/00876 t/m 20/00883

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-01-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:489, 20/00864 t/m 20/00867, 20/00869 t/m 20/00871, 20/00873 en 20/00874, 20/00876 t/m 20/00883

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
25 januari 2022
Datum publicatie
4 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:489
Formele relaties
Zaaknummer
20/00864 t/m 20/00867, 20/00869 t/m 20/00871, 20/00873 en 20/00874, 20/00876 t/m 20/00883

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woningen en niet-woningen.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 20/00864, 20/00865, 20/00866, 20/00867, 20/00869, 20/00870, 20/00871, 20/00873, 20/00874, 20/00876, 20/00877, 20/00878, 20/00879, 20/00880, 20/00881, 20/00882 en 20/00883

uitspraakdatum 25 januari 2022

Uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 augustus 2020, nummers UTR 19/1176, UTR 19/1177, UTR 19/1178, UTR 19/1179, UTR 19/1181, UTR 19/1182, UTR 19/1183, UTR 19/1185, UTR 19/1186, UTR 19/1188, UTR 19/1189, UTR 19/1190, UTR 19/1191, UTR 19/1192, UTR 19/1193, UTR 19/1194 en UTR 19/1195

in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van - onder meer - de navolgende in [plaats] gelegen onroerende zaken, per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2018 als volgt vastgesteld:

Onroerende zaak

Kenmerk Hof

Kenmerk Rechtbank

Vastgestelde waarde

[adres1] 80 BS

20/00864

UTR 19/1176

€ 493.000

[adres2] 117 (niet woning)

20/00865

UTR 19/1177

€ 134.000

[adres3] 5

20/00866

UTR 19/1178

€ 175.000

[adres3] 5 (boven 1e en 2e verd.)

20/00867

UTR 19/1179

€ 245.000

[adres2] 118

20/00869

UTR 19/1181

€ 202.000

[adres4] 3 BS

20/00870

UTR 19/1182

€ 304.000

[adres5] 82 (woning)

20/00871

UTR 19/1183

€ 377.000

[adres6] 91

20/00873

UTR 19/1185

€ 1.452.000

[adres7] 55

20/00874

UTR 19/1186

€ 370.000

[adres8] 21 A

20/00876

UTR 19/1188

€ 109.000

[adres8] 21 B

20/00877

UTR 19/1189

€ 106.000

[adres8] 21 C

20/00878

UTR 19/1190

€ 106.000

[adres8] 21 D

20/00879

UTR 19/1191

€ 106.000

[adres8] 21 E

20/00880

UTR 19/1192

€ 106.000

[adres8] 21 G

20/00881

UTR 19/1193

€ 112.000

[adres8] 21 H

20/00882

UTR 19/1194

€ 109.000

[adres8] 21 J

20/00883

UTR 19/1195

€ 109.000

Tegelijk met deze beschikkingen zijn voor het jaar 2018 aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) Eigenaar alsmede aanslagen Watersysteemheffing (WSH) Gebouwd vastgesteld, waarvoor de vastgestelde waarde als heffingsmaatstaf geldt.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 5 februari 2019 de beschikkingen en de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover die betrekking heeft op de waardevaststelling van [adres6] 91 te [plaats] , de waarde van [adres6] 91 verminderd tot € 1.200.000 en bepaald dat de aanslagen OZB en WSH dienovereenkomstig worden verminderd. De Rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn. Verder is de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.050 en is hem opgedragen het griffierecht van € 47 aan belanghebbende te vergoeden.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.A.N. Bartels als gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] , taxateur.

2 Feiten

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken. Het betreft woningen (zelfstandige woonruimtes die door belanghebbende aan derden worden verhuurd) en één niet-woning ( [adres2] 117).

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de waarde van de onroerende zaken te hoog is vastgesteld.

3.2.

De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting van de Rechtbank de beroepen met de kenmerknummers UTR 19/1180, UTR 19/1184 en UTR 19/1187 ingetrokken. De beschikkingen en aanslagen met betrekking tot de objecten die onder die nummers bekend stonden, komen in hoger beroep dus niet meer aan de orde.

3.3.

De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting van het Hof uitdrukkelijk zijn beroep op betalingsonmacht ingetrokken. Verder heeft de gemachtigde van belanghebbende de algemeen geformuleerde grieven in zijn hogerberoepschrift en het nadere stuk uitdrukkelijk en ondubbelzinnig laten varen en het geschil beperkt tot de ter zitting besproken geschilpunten, te weten:

[adres1] 80BS

- Referentiepanden hebben andere objectkenmerken - met name een veel kleinere oppervlakte - en zijn niet goed vergelijkbaar

- Slecht onderhouden

- Alleen geschikt voor kamerverhuur

[adres3] 5 en

[adres3] 5 (1e en 2e verd.)

- Matig onderhouden

- Alleen geschikt voor kamerverhuur

- Kunnen niet als zelfstandige appartementen verkocht worden

[adres4] 3 BS

- Matig onderhouden

- Alleen geschikt voor kamerverhuur

[adres5] 82 (woning)

- Niet bestaande woning

[adres7] 55

- Alleen geschikt voor kamerverhuur

- Veel onderhoud noodzakelijk

[adres8] 21 A-J

- Geen eigen meters voor gas, water, elektriciteit (correctie € 7.500 per object)

- Geen ramen, alleen lichtkoepels (beperkt/geen uitzicht)

Voor de objecten [adres6] 91, [adres2] 117 en [adres2] 118 wordt verwezen naar de overwegingen 4.24 tot en met 4.26.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing