Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5098, 21/00482

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5098, 21/00482

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 juni 2022
Datum publicatie
24 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:5098
Formele relaties
Zaaknummer
21/00482

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer ARN 21/00482

uitspraakdatum: 14 juni 2022

Uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats1] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 22 maart 2021, nummer UTR 20/3454, ECLI:NL:RBMNE:2021:1112, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 152 te [woonplaats1] (hierna de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2019 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2020 vastgesteld op € 187.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2020 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 152,59.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 4 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. A. Bakker als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede namens de heffingsambtenaar [naam1] en [naam2] .

2 Vaststaande feiten

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een portiekflat met een inhoud van ongeveer 173 m3.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak. In hoger beroep beperkt het geschil zich tot de vraag of de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de waarde van de onroerende zaak onvoldoende rekening heeft gehouden met het verschil in kwaliteit tussen de woning en de referentieobjecten. Daarnaast is in geschil of de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de waarde het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden.

3.2.

De heffingsambtenaar beantwoordt deze vragen ontkennend en staat een waarde voor van € 187.000.

3.3.

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en staat een waarde voor van € 156.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing