Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5843, 21/00519 en 21/00520

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5843, 21/00519 en 21/00520

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 juli 2022
Datum publicatie
15 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:5843
Zaaknummer
21/00519 en 21/00520

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Afwaardering vordering.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 21/00519 en 21/00520

uitspraakdatum: 5 juli 2022

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 31 maart 2021, nummers AWB 19/7480 en AWB 19/7482, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag IB/PVV) opgelegd. In de aanslag IB/PVV ligt een verliesvaststellingsbeschikking van nihil besloten. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

Voorts is aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: de aanslag Zvw) opgelegd.

1.3.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslagen en de beschikkingen gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.6.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.7.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend en daarbij tevens het incidenteel hoger beroep beantwoord.

1.8.

De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingediend.

1.9.

Voorafgaand aan de zitting heeft belanghebbende een pleitnota ingediend.

1.10.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende: [naam1] , de schoonzoon van belanghebbende, bijgestaan door mr. A. Plantinga en mr. H.J.M. Scholman als haar gemachtigden, alsmede namens de Inspecteur: [naam2] en [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met de heer [naam4] (hierna: [naam4] ). [naam4] is [in] 2013 overleden.

2.2.

Belanghebbende houdt via Stichting [naam5] alle aandelen in [naam6] B.V. (hierna: [naam6] ).

2.3.

[naam6] is enig aandeelhouder van [naam7] B.V. (hierna: [naam7] ). [naam7] is op haar beurt enig aandeelhouder van [naam8] B.V. en [naam9] B.V. (hierna tezamen: het concern).

2.4.

De activiteiten van [naam6] bestaan uit het participeren in het concern en het financieren van [naam7] , alsmede het uitvoeren van een stamrechtverplichting jegens belanghebbende.

2.5.

Belanghebbende heeft een pand in eigendom dat wordt verhuurd aan het concern.

2.6.

Tussen belanghebbende en [naam6] bestaat een rekening-courantverhouding. Uit hoofde hiervan heeft belanghebbende een vordering op [naam6] . Die vordering behoort tot een werkzaamheid als bedoeld in artikel 3.92, eerste en tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Over de jaren 2011 tot en met 2018 kent de nominale rekening-courantvordering van belanghebbende op [naam6] het volgende verloop (afgeronde bedragen in €):

Jaar

Beginstand

Opnames

Huur

Stamrecht

Rente

Eindstand

2011*

63.831

- 26.445

+ 13.955

+ 10.901

+ 2.522

64.763

2012*

64.763

- 22.041

+ 14.291

+ 10.901

+ 2.655

70.569

2013*

70.569

- 14.853

+ 17.155

+ 12.718

+ 3.123

88.712 + 84.334** = 173.046

2014

173.046

- 54.023

+ 29.408

+ 21.802

0

170.233

2015

170.233

- 20.173

+ 29.408

+ 21.802

+ 7.430 ***

208.700

2016

208.700

0

- 29.408

+ 21.802

+ 7.213

208.307

2017

208.307

-12.439

0

+ 21.802

+ 7.213

224.883

2018

224.883

- 15.000

+ 15.000

+ 21.802

+ 8.046

254.731

* Op grond van artikel 3.92, vierde lid, van de Wet IB 2001 wordt de helft van de rekening-courantvordering toegerekend aan belanghebbende en voor de andere helft aan [naam4] .

** Bij overlijden had [naam4] een nominale rekening-courantvordering van € 84.334 op [naam6] . Die vordering is na zijn overlijden overgegaan op belanghebbende.

*** In het ter zitting door de Inspecteur overgelegde stuk is dit bedrag wel genoemd in het ‘oorspronkelijk schema’ maar niet in het ‘gewijzigd schema’. Het Hof houdt dit (als ook de opmerking hierover ter zitting dat over 2015 geen rente zou zijn berekend) voor een kennelijke misslag, aangezien dit bedrag is bijgeschreven in rekening-courant. Correctie hiervan heeft niet plaatsgevonden.

2.7.

In verband met de financiële situatie van het concern is over het jaar 2014 geen rente berekend over de rekening-courantvordering. Over 2015 en 2016 is geen huur in rekening gebracht. De in 2015 in rekening-courant bijgeschreven huur (+ € 29.408) is daartoe in 2016 gecorrigeerd (-/- € 29.408). Ook over 2017 is geen huur in rekening gebracht. In 2018 is de huur ongeveer gehalveerd (€ 15.000).

2.8.

In 2013 en 2014 is in de aangiften IB/PVV de rekening-courantvordering ten laste van het resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen (hierna verder: tbs-resultaat) afgewaardeerd voor in totaal € 60.000 (2 x € 30.000). De aanslagen IB/PVV voor die jaren zijn overeenkomstig die aangiften opgelegd. Per ultimo 2015 wordt de rekening-courantvordering van belanghebbende derhalve gewaardeerd op (€ 208.700 -/- € 60.000 =) € 148.700.

2.9.

De commerciële balans van [naam6] per 31 december 2015 (voor resultaatverdeling) luidt als volgt (bedragen in €):

31-12-2015

31-12-2014

31-12-2015

31-12-2014

ACTIVA

PASSIVA

Deelnemingen in groepsmaatschappijen

103.909

18.209

Eigen vermogen

-/- 191.570

-/- 257.844

Vorderingen op groepsmaatschappijen

63.706

52.199

Stamrechtverplichtingen

164.701

172.309

Liquide middelen

14.216

14.290

Schulden aan participanten

208.700

170.233

TOTAAL

181.831

84.698

TOTAAL

181.831

84.698

Per ultimo 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017 bedroeg het eigen vermogen van [naam6] volgens de commerciële balans achtereenvolgens € 252.292, -/- 257.844, -/- € 191.570, -/- € 143.919 en € 90.763.

2.10.

De resultaten van [naam6] over de jaren 2015 tot en met 2017 zijn als volgt (bedragen in €):

2015

2016

2017

Rentebaten en soortgelijke opbrengsten

2.273

4.410

Rentelasten en soortgelijke kosten

- 21.698

- 37.215

- 7.514

- 19.425

- 37.215

- 3.104

Resultaat deelneming [naam7]

85.700

84.866

237.786

Resultaat

66.275

47.651

234.682

2.11.

Uit de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2018 van [naam7] volgt een resultaat van -/- € 29.228.

2.12.

Belanghebbende heeft in de aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 het volgende tbs-resultaat aangegeven (bedragen in €):

Borgstellingsvergoeding

3.000

Voorziening (afwaardering) rekening-courant [naam6]

- 178.700

- 175.700

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

21.084

Netto resultaat

- 154.616

2.13.

Bij het opleggen van de aanslagen IB/PVV en Zvw heeft de Inspecteur geen (negatief) tbs-resultaat in aanmerking genomen.

2.14.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Volgens belanghebbende is de afwaardering van de rekening-courantvordering ten onrechte gecorrigeerd. Belanghebbende bepleit in bezwaar een (volledige) afwaardering van die vordering ten bedrage van € 148.700 (zie 2.8)

2.15.

De Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen en de aanslagen en beschikkingen gehandhaafd. Volgens de Inspecteur kan de rekening-courantvordering niet ten laste van het tbs-resultaat worden afgewaardeerd omdat - kort gezegd - sprake is van een onzakelijke vordering.

2.16.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Inspecteur er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat sprake is van een onzakelijke vordering. Naar het oordeel van de Rechtbank kan de rekening-courantvordering echter niet ten laste van het tbs-resultaat worden afgewaardeerd, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de financiële situatie van [naam6] in 2015 zo slecht was dat de rekening-courantvordering moest worden afgewaardeerd. Volgens de Rechtbank was het eigen vermogen van [naam6] ultimo 2015 weliswaar € 191.570 negatief, maar was dit door de verbeterde resultaten van de dochtermaatschappijen vanaf 2017 weer positief. Het beroep op het vertrouwensbeginsel, wegens het volgen van de aangiften IB/PVV voor de 2013 en 2014 waarin een afwaardering was verwerkt, heeft de Rechtbank afgewezen. Het beroep is daarom ongegrond verklaard.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de rekening-courantvordering op [naam6] ten laste van het tbs-resultaat kan worden afgewaardeerd. Het geschil spitst zich toe op de vragen of:

- afwaardering van de rekening-courantvordering op grond van goed koopmansgebruik (hierna: GKG) is toegestaan (hoger beroep belanghebbende),

- sprake is van een rekening-courantvordering die onzakelijk is (geworden) (incidenteel hoger beroep Inspecteur).

3.2.

Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede ontkennend. Voor zover de eerste vraag ontkennend moet worden beantwoord, beroept belanghebbende zich op het vertrouwensbeginsel.

3.3.

De Inspecteur beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede bevestigend.

3.4.

Belanghebbende concludeert (nader) tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en tot vermindering van de aanslagen IB/PVV en Zvw, rekening houdende met een afwaardering van de rekening-courantvordering met € 119.292. Dit betreft de stand van de rekening-courantvordering per 31 december 2015 (€ 208.700; zie 2.6) -/- de afwaardering over 2013 en 2014 ( € 60.000; zie 2.8) -/- de huur over 2015 die in 2016 is gecorrigeerd en volgens belanghebbende ten onrechte in rekening-courant is verrekend (€ 29.408; zie 2.7).

3.5.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Voor zover aanleiding bestaat voor een afwaardering van de rekening-courantvordering ten laste van het tbs-resultaat beroept de Inspecteur zich voor wat betreft de huur (€ 29.408) en de rente (€ 7.430) over het jaar 2015 op het leerstuk van interne compensatie, aangezien die bedragen niet tot het tbs-resultaat van dat jaar zijn gerekend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing