Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5850, 21/01486

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5850, 21/01486

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 juli 2022
Datum publicatie
15 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:5850
Zaaknummer
21/01486

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer ARN 21/01486

uitspraakdatum: 5 juli 2022

Uitspraak van de achttiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats1] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 10 augustus 2021, nummer UTR 21/1129, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 59 BSA te [woonplaats1] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2019 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2020 vastgesteld op € 416.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2020 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 321,15.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank MiddenNederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 24 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. A. Bakker als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede namens de heffingsambenaar [naam1] en taxateur [de taxateur1] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een in 1935 gebouwde bovenwoning met een dakterras en een oppervlakte van ongeveer 100 m2.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld. Voorts is in geschil of de heffingsambtenaar voldaan heeft aan de op hem rustende verplichtingen in gevolge artikel 40 Wet WOZ.

3.2.

De heffingsambtenaar beantwoordt beide vragen bevestigend en staat een waarde voor van € 416.000.

3.3.

Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend en staat een waarde voor van € 329.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing