Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5851, 21/00774

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5851, 21/00774

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 juli 2022
Datum publicatie
15 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:5851
Zaaknummer
21/00774

Inhoudsindicatie

Uitspraak op verzet. Ontbrekende motivering. Verzet ongegrond.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer BK-ARN 21/00774

uitspraakdatum: 5 juli 2022

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het verzet van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht gedane uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 1 februari 2022, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 mei 2021, nummer LEE 20/69, in het geding tussen belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor.

1 De uitspraak waarvan verzet

1.1.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 mei 2021 hoger beroep ingesteld. Het (pro forma) hogerberoepschrift is op 29 juni 2021 ontvangen ter griffie van het Hof.

1.2.

Bij brief van 22 september 2021 heeft het Hof belanghebbende in de gelegenheid gesteld het verzuim, bestaande uit het niet vermelden van de gronden in het hogerberoepschrift, uiterlijk op 20 oktober 2021 te herstellen.

1.3.

Op 15 oktober 2021 is ter griffie van het Hof ontvangen het verzoek van belanghebbende om nader uitstel voor herstel van het aangeduide verzuim. Ter motivering van dit verzoek vermeldt belanghebbende dat sprake is van gezondheidsredenen waardoor hij niet in staat is “het hoger beroepschrift inhoudelijk af te ronden” en hij verzoekt de gegeven termijn met vier weken te verlengen tot 17 november 2021. Bij brief van 20 oktober 2021 heeft het Hof de termijn verlengd tot 17 november 2021. Op 12 november 2021 is ter griffie van het Hof binnengekomen het verzoek van belanghebbende om nader uitstel tot 2 december 2021. Belanghebbende voert hiertoe aan dat hij om gezondheidsredenen nog steeds niet in staat is om voor de gestelde termijn de gronden in te dienen van het hoger beroep. Het Hof heeft bij aangetekende brief van 12 november 2021 de termijn verlengd tot 2 december 2021. In deze brief is belanghebbende erop gewezen dat langer uitstel niet zal worden verleend en dat als op de genoemde datum de stukken en/of gegevens niet ter griffie zijn ontvangen het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Uit onderzoek is gebleken dat deze brief op 13 november 2021 is afgeleverd door PostNL op het adres van belanghebbende.

1.4.

Van belanghebbende is binnen de gegeven termijn, en ook daarna, geen reactie ontvangen.

1.5.

Bij de in verzet bestreden uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet van een motivering is voorzien.

1.6.

Het verzetschrift is ter griffie van het Hof ontvangen op 15 maart 2022.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft op plaatsgevonden op 14 juni 2022. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De gronden van het verzet

2.1.

In het verzetschrift omschrijft belanghebbende waarom hij niet in staat was de motivering vóór het verstrijken van de laatst gestelde termijn in te dienen. Hij wijst daarbij op medische klachten van zijn echtgenote. Zij kampte met artrose in haar heup en heeft op 6 januari 2021 een nieuwe heupprothese gekregen. Belanghebbende stelt dat het hem veel moeite heeft gekost, gelet op de afgeschaalde zorg door het coronavirus, om voor haar een operatieplek te vinden.

2.2.

Ter zitting heeft belanghebbende de reden voor het niet indienen van de motivering nader toegelicht.

3 Beoordeling van het verzet

3.1.

In deze verzetzaak dient uitsluitend te worden beoordeeld of het Hof in de uitspraak het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk heeft geoordeeld wegens het ontbreken van een motivering.

3.2.

Ter zitting heeft belanghebbende betoogd dat hij de motivering niet heeft ingediend omdat in de betreffende periode de WOZ-procedure voor hem geen prioriteit meer had. Op grond van de door belanghebbende aangevoerde omstandigheden, bestaande uit de onverwachte diagnose van een acuut heupprobleem bij zijn echtgenote, acht het Hof deze prioritering heel voorstelbaar, maar dit betekent niet dat sprake is van een situatie waarin het niet indienen van de gronden belanghebbende niet kan worden toegerekend. Te meer niet omdat belanghebbende met het indienen van een korte omschrijving van de gronden aan de vereiste motivering zou hebben kunnen voldoen.

3.3.

Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond moet worden geoordeeld.

4 Proceskosten

5 Beslissing