Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5907, 21/00772

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5907, 21/00772

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 juli 2022
Datum publicatie
22 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:5907
Zaaknummer
21/00772

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00772

uitspraakdatum: 12 juli 2022

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de directeur van GBTwente (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 19 mei 2021, nummer Awb 20/2140, in het geding tussen de heffingsambtenaar en

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 14 te [plaats1] , per waardepeildatum 1 januari 2019 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 703.000. Tegelijk met die beschikking is een aanslag onroerendezaakbelasting gebruiker niet-woning (OZBG) ten name van belanghebbende vastgesteld van € 1.702,66.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag OZBG gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd, de WOZ-waarde verminderd tot € 700.000 en de aanslag OZBG dienovereenkomstig verminderd.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord A. van den Dool als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] (taxateur).

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is gebruiker van de onroerende zaak [adres1] 14 te [plaats1] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak is in 1994 gebouwd, heeft een vloeroppervlakte van 674 m2 en is gelegen op een perceel van 3.812 m2. In de onroerende zaak zijn een kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang gevestigd.

2.2.

Tot het dossier behoort een door de eigenaar van de onroerende zaak ingevuld en op 22 oktober 2020 getekend ‘Inlichtingenformulier incourante objecten’ met betrekking tot de onroerende zaak. In dit formulier is onder meer een opsomming gegeven van het verwachte onderhoud voor de komende vijf jaren bestaande uit schilderwerk buiten € 10.000 (2022), vervangen hekwerk € 5.000 (2023) en vervangen mechanische ventilatie € 3.500 (2024). Verder is aangegeven dat het gebruik binnen vijf tot tien jaar niet zal worden beëindigd, dat in 2018 buitenschilderwerk is uitgevoerd en CV-ketels zijn vervangen en dat er geen sprake is van bovengemiddelde gebruikskosten.

2.3.

De Rechtbank heeft de waarde van de onroerende zaak in goede justitie vastgesteld op € 700.000, omdat de heffingsambtenaar noch belanghebbende de door hen voorgestane waarde aannemelijk heeft gemaakt.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak. De heffingsambtenaar stelt dat de vastgestelde waarde van € 703.000 niet te hoog is en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende neemt het tegengestelde standpunt in en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.2.

Ter zitting heeft gemachtigde desgevraagd verklaard enkel verweer te voeren en niet bedoeld heeft incidenteel hoger beroep in te stellen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing