Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6278, 19/00126

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6278, 19/00126

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 juli 2022
Datum publicatie
29 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:6278
Zaaknummer
19/00126

Inhoudsindicatie

BPM. Vermindering (afschrijving).

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/00126

uitspraakdatum: 19 juli 2022

Uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 januari 2019, nummer AWB 17/6292, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur) en

de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid; hierna: de Staat)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van een BMW 7-serie 730d (hierna: de auto) op aangifte een bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) voldaan. Het daartegen door haar gemaakte bezwaar is bij uitspraak op bezwaar door de Inspecteur gedeeltelijk gegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de te betalen BPM verminderd tot € 1.159, de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.002 en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht ten bedrage van € 168 aan belanghebbende te vergoeden.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Namens belanghebbende is een nader stuk ingediend op 14 december 2020.

1.5.

Bij tussenuitspraak van 19 januari 2021 is de gemachtigde geweigerd om bijstand te verlenen aan belanghebbende dan wel haar te vertegenwoordigen in de onderhavige procedure.

1.6.

Bij brief 17 november 2021 heeft de griffier van het Hof aan de gemachtigde medegedeeld dat wordt teruggekomen van de weigeringsbeslissing van 19 januari 2021, voor zover zij daarbij als gemachtigde c.q. rechtsbijstandverlener is geweigerd. Medegedeeld is dat de procedure wordt voorgezet met haar als gemachtigde van belanghebbende.

1.7.

Bij brief van 19 november 2021 is namens belanghebbende aangegeven dat prijs wordt gesteld op een mondelinge behandeling van de zaak.

1.8.

Namens belanghebbende is op 16 mei 2022 een nader stuk ingediend.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 31 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord J. Cardol namens belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft de auto op 2 maart 2017 bij [naam3] GmbH te [plaats1] , Duitsland gekocht. De datum van eerste toelating van de auto is 9 september 2011.

2.2.

Belanghebbende heeft met het oog op de registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister aangifte BPM gedaan. Voor de berekening van de verschuldigde BPM heeft zij de auto laten taxeren. Daarbij is de inkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat bepaald aan de hand van vergelijking met referentieauto’s, waarop vervolgens een bedrag aan schade in mindering is gebracht. Volgens de aangifte is, uitgaande van de aldus op € 10.286 getaxeerde handelsinkoopwaarde, een bedrag van € 1.538 aan BPM verschuldigd, welk bedrag belanghebbende op 20 maart 2017 heeft betaald.

2.3.

De Inspecteur heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. Daarbij heeft de Inspecteur vastgesteld dat BPM is berekend aan de hand van een taxatierapport en heeft hij bij wijze van uitzondering niettemin toegestaan de verschuldigde BPM in verband met de kwestie btw/marge te verminderen met 5%, zodat volgens de Inspecteur een teruggaaf van € 77 diende te volgen.

2.4.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de verschuldigde BPM verder verminderd met € 302 tot € 1.159, omdat de door belanghebbende in beroep overgelegde koerslijst tot een waarde van de auto in onbeschadigde staat leidt die lager is dan de waarde waarvan bij de aangifte en in bezwaar is uitgegaan. Daarbij heeft de Rechtbank in aanmerking genomen dat die koerslijstwaarde op zijn minst gedeeltelijk is gebaseerd op gegevens van btwauto’s en geoordeeld dat in het licht van artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) die koerslijstwaarde nog mag worden verminderd met een correctie van 5% ter eliminatie van het effect van die btw-auto’s.

2.5.

Ter uitvoering van die uitspraak heeft de Inspecteur bij kennisgeving van 21 januari 2019 een teruggave van BPM verleend van € 302. Bij voor bezwaar vatbare beschikking is daarbij € 12 aan belastingrente vergoed.

2.6.

Namens belanghebbende is door Netcar Juridische Dienstverlening B.V. (hierna: Netcar) hoger beroep aangetekend tegen de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof heeft partijen bij brief van 13 november 2020 uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het hoger beroep op 13 januari 2021.

2.7.

Op 14 december 2020 heeft Netcar, in de persoon van A.F.M.J. Verhoeven (hierna: Verhoeven), een nader stuk ingediend, dat in afschrift is doorgezonden aan de Inspecteur. De griffier van het Hof heeft Verhoeven bij brief van 17 december 2020 bericht dat het Hof, gezien het onbetamelijke taalgebruik in dat stuk en gelet op de reeds meermalen aan Verhoeven gegeven waarschuwingen (waaronder ook een waarschuwing in deze zaak), het voornemen heeft hem in de onderhavige zaak op grond van artikel 8:25 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te weigeren als gemachtigde en als bijstandverlener. De griffier van het Hof heeft een afschrift van deze brief aan belanghebbende en de Inspecteur gestuurd en partijen bericht dat de zitting van 13 januari 2021 geen doorgang zal vinden.

2.8.

Bij fax van 22 december 2020 heeft Verhoeven gereageerd op het in de brief van het Hof vervatte voornemen. Het Hof heeft vervolgens in zijn tussenuitspraak in deze zaak van 19 januari 2021 toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 8:25 van de Awb en Verhoeven alsmede Netcar geweigerd om bijstand te verlenen aan belanghebbende dan wel haar te vertegenwoordigen in de onderhavige procedure. Voorts heeft het Hof belanghebbende in de gelegenheid gesteld om, indien zij dat wenst, binnen vier weken na de tussenuitspraak een andere gemachtigde aan te wijzen voor het verdere verloop van de procedure.

2.9.

Bij brief van 11 februari 2021, ingekomen ter griffie van het Hof op 17 februari 2021, heeft belanghebbende het Hof bericht dat zij de manier van communiceren van Verhoeven betreurt en dat zij het Hof toestemming geeft om de zaak zonder mondelinge behandeling af te doen. Belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid een nieuwe gemachtigde aan te stellen.

2.10.

Bij brief van 14 oktober 2021 heeft de griffier van het Hof aan belanghebbende bericht dat alleen Verhoeven geweigerd kon worden en dat Netcar in deze procedure als haar gemachtigde c.q. rechtsbijstandverlener kan blijven optreden. Daarbij is opgemerkt dat de weigering van Verhoeven van kracht blijft en dat hij niet meer mag optreden in deze procedure, ook niet namens Netcar.

2.11.

Bij brief 17 november 2021 heeft de griffier van het Hof aan Netcar medegedeeld dat wordt teruggekomen van de weigeringsbeslissing van 19 januari 2021, voor zover zij daarbij als gemachtigde c.q. rechtsbijstandverlener is geweigerd. Medegedeeld is dat de procedure wordt voorgezet met Netcar als gemachtigde van belanghebbende.

2.12.

Op 19 november 2021 heeft het Hof van L. Imants (hierna: Imants) van Hefna B.V. Juridische Dienstverlening het bericht ontvangen dat zij, gebruikmakend van een recht van substitutie, de procedure namens belanghebbende zal voortzetten. Tevens is aangegeven dat prijs wordt gesteld op een mondelinge behandeling van de zaak.

2.13.

Op 16 mei 2021 heeft het Hof van J.A. Cardol van Car Import Service B.V. het bericht ontvangen dat hij, vanwege langdurige ziekte van Imants, de procedure namens belanghebbende zal voortzetten.

3 Geschil

Tussen partijen is in geschil of de BPM die belanghebbende ter zake van de auto op aangifte heeft voldaan, zoals verminderd door de Rechtbank, te hoog is. Daarnaast zijn verschillende punten van Unie- en formeelrechtelijke aard in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing