Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6282, 21/00398

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6282, 21/00398

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 juli 2022
Datum publicatie
29 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:6282
Zaaknummer
21/00398

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Verschuldigdheid.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 21/00398

uitspraakdatum: 19 juli 2022

Uitspraak van de negentiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 18 februari 2021, nummer AWB 20/1075, in het geding tussen belanghebbende en

het afdelingshoofd Juridische Zaken van de gemeente Zwolle (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelastingen opgelegd van in totaal € 65,00, bestaande uit de verschuldigde parkeerbelasting € 2,00 en de kosten van de naheffing van € 63,00.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar van 25 mei 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd naar € 63,63 en kosten in verband met door een derde beroepsmatig verleende bijstand vergoed voor een bedrag van € 508.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd voor zover het vergoeding van kosten van de bezwaarfase betreft, de vergoeding van kosten voor de bezwaarfase vastgesteld op € 522 en een vergoeding voor de kosten van beroep toegekend van € 534.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2022. Daarbij is verschenen en gehoord Bc. F.R. Eggink, als de gemachtigde van belanghebbende. De heffingsambtenaar is, hoewel daartoe te zijn uitgenodigd per bij aangetekende post verzonden brief, zonder bericht van verhindering niet op het onderzoek ter zitting verschenen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van een personenauto, merk Ford, kenteken [kenteken] (hierna: de auto), welke op 18 februari 2020 om 22.41 geparkeerd stond aan de Kamperstraat te Zwolle.

2.2.

Op grond van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2020 van de gemeente Zwolle1 (hierna: de Verordening) is de Kamperstraat aangemerkt als locatie waar parkeerbelasting wordt geheven.

2.3.

Tijdens een controle op 18 februari 2020 om 22.41 uur heeft een parkeercontroleur van de gemeente Zwolle geconstateerd dat de auto geparkeerd stond aan de Kamperstraat zonder dat de daarvoor verschuldigde parkeerbelasting was voldaan en heeft om die reden de onderhavige naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

2.4.

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar en de gemachtigde van belanghebbende heeft het onderzoek ter zitting van de Rechtbank bijgewoond.

2.5.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de vergoeding voor kosten gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar vastgesteld op € 522 en een vergoeding van € 534 toegekend voor de behandeling van het beroep. De Rechtbank heeft daarbij één punt toegekend voor het beroepschrift en een wegingsfactor 1. Voor de aanwezigheid van gemachtigde ter zitting heeft de Rechtbank geen punt toegekend.

3 Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd en of de Rechtbank het bedrag van de vergoeding van kosten in verband met de behandeling van het beroep juist heeft vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend, de heffingsambtenaar neemt tegengestelde standpunten in.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing