Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6285, 21/00606

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6285, 21/00606

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 juli 2022
Datum publicatie
29 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:6285
Formele relaties
Zaaknummer
21/00606

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 21/00606

uitspraakdatum: 19 juli 2022

Uitspraak van de negentiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum (hierna: de heffingsambtenaar)

en het incidentele hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 29 april 2021, nummer UTR 20/3652, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 3C te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) voor het jaar 2020 vastgesteld op € 442.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2020 (OZB) ten bedrage van € 360,67 aan belanghebbende opgelegd.

1.2.

Het tegen die beschikkingen gemaakte bezwaar is door de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de WOZ-waarde vastgesteld op € 440.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 30 juni 2022. Daarbij is verschenen en gehoord namens belanghebbende A. van den Dool als gemachtigde en namens de heffingsambtenaar [naam1] , bijgestaan door taxateur [de taxateur] via een beeldverbinding.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een appartement uit het bouwjaar 1990, met een bruto inhoud van 401m³. De onroerende zaak beschikt over een berging, parkeerplek en een balkon.

2.2.

In de bezwaarfase heeft belanghebbende verzocht om een taxatieverslag met de factoren omtrent de kwaliteit, het onderhoud, de uitstraling, doelmatigheid, voorzieningen en ligging (hierna: de KOUDV-factoren), alsmede het gehanteerde indexeringspercentage. Verder heeft belanghebbende gevraagd of ter zake van de onroerende zaak en de referentieobjecten voldoende rekening is gehouden met een reserve van de van de vereniging van eigenaren (hierna: de VvE-reserve).

2.3.

De heffingsambtenaar heeft op 12 juni 2020 een taxatieverslag naar belanghebbende verzonden. De vastgestelde waarde van de onroerende zaak is bepaald door vergelijking met verkoopgegevens van drie appartementen uit hetzelfde appartementencomplex. Ter onderbouwing van de vastgestelde waarde van de onroerende zaak zijn in het taxatieverslag onder meer de volgende gegevens vermeld:

Object

Bouw-jaar woning

Inhoud m³

Bijgebouwen/

bijzonderheden

Leverings-

datum

Getaxeerde waarde/ verkoopprijs

Onroerende zaak

1990

401

Balkon 8 m²

€ 442.000

[adres2] 4A

1990

401

Balkon 28 m²

16-04-2019

€ 510.000

[adres2] 2E

1990

368

Balkon 6 m²

Dakterras 15 m²

04-12-2018

€ 500.000

[adres1] 1H

1990

284

Balkon 7 m²

Dakterras 13 m²

03-12-2018

€ 375.000

2.4.

Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een taxatierapport overgelegd van [naam2] , waarin tot een WOZ-waarde van € 429.000 wordt geconcludeerd.

2.5.

Op 10 augustus 2020 heeft een telefonisch hoorgesprek plaatsgevonden.

2.6.

In de uitspraak op bezwaar is vermeld dat de KOUDV-factoren en de ligging van de onroerende zaak en de referentieobjecten allemaal op gemiddeld (3) zijn gewaardeerd. Het bezwaar is ongegrond verklaard.

2.7.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beschikte waarde niet te hoog is, omdat de heffingsambtenaar de waarde onvoldoende controleerbaar en inzichtelijk heeft onderbouwd. De enkele verwijzing naar een taxatieverslag is daarvoor onvoldoende. De Rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat belanghebbende de door hem voorgestane waarde evenmin aannemelijk heeft gemaakt en heeft de waarde in goede justitie vastgesteld op € 440.000. De Rechtbank heeft een proceskostenvergoeding vastgesteld in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de beroepsfase (2 punten (beroepschrift en zitting) conform het Besluit proceskosten bestuursrecht). De Rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling van de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase en evenmin voor het vergoeden van de kosten van het door belanghebbende opgemaakte taxatierapport. Het laatste oordeel is erop gebaseerd dat het taxatierapport onvoldoende een inhoudelijke beoordeling bevat die is toegespitst op de onroerende zaak.

2.8.

De heffingsambtenaar heeft hoger beroep ingesteld en een matrix overgelegd. De heffingsambtenaar wijst erop dat de matrix niet dient ter vervanging van het taxatieverslag en dat de in de matrix opgenomen gegevens ook reeds uit het taxatieverslag waren af te leiden. De balkons zijn niet afzonderlijk gewaardeerd. De matrix is als volgt:

Object

Bouw-jaar woning

Bruto inhoud

Gecorri

geerde waarde per m³ woning

Waarde opstal

Bijgebouwen/

bijzonderheden

Datum koop-overeen

komst*

Getaxeerde waarde/ verkoopprijs

Onroerende zaak

1990

401

1.064

427.000

Berging € 5.000

Parkeerplek

€ 10.000

-

€ 442.000

[adres2] 4A

1990

401

1.332

491.495

Berging € 5.000

Parkeerplek € 10.000

VVE € 3.505

14-12-2018

€ 510.000

[adres2] 2E

1990

368

1.338

492.661

Berging € 5.000

Parkeerplek € 20.000

Dakterras € 5.000

VVE € 2.338,49

28-07-2018

€ 500.000

[adres1] 1H

1990

284

1.408

368.071

Berging € 5.000

Parkeerplek € 10.000

Dakterras € 5.000

VVE € 1.928,83

28-08-2018

€ 375.000

* de genoemde data betreffen de data van levering.

2.9.

De KOUDV-factoren zijn voor de onroerende zaak en de referentieobjecten steeds aangemerkt als gemiddeld (3) beoordeeld, behoudens de voorzieningen van de onroerende zaak, [adres2] 4A en [adres1] 1H, die op matig (2) zijn gewaardeerd.

2.10.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld in verband met de beslissing van de Rechtbank om voor de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase waaronder de kosten van het taxatierapport geen vergoeding toe te kennen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de WOZ-waarde en de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase.

3.2.

De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voorzover het de WOZ-waarde betreft en verzoekt voor het overige om vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en toekenning van een hogere proceskostenvergoeding.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing