Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6492, 200.306.992
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6492, 200.306.992
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 juli 2022
- Datum publicatie
- 28 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:6492
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1148, Overig
- Zaaknummer
- 200.306.992
Inhoudsindicatie
Een geschil over een door de gezinsvoogdijinstelling genomen perspectiefbesluit is geen geschil dat door middel van de geschillenregeling aan de kinderrechter kan worden voorgelegd. De GI is alsnog niet-ontvankelijk verklaard door het hof. Artikel 1:262b BW.
Uitspraak
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.306.992, 200.308.962 en 200.308.966
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 526104, 531709, 534662 en 534758)
beschikking van 26 juli 2022
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats1] ,verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.A. van de Weerd te Den Haag,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de pleegouders] ,
wonende op een geheim adres,
verder te noemen: de pleegouders.
1 1. Het geding in eerste aanleg
In de zaak 200.306.992
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 30 september 2021 en 19 januari 2022, uitgesproken onder zaaknummers 526104 respectievelijk 531709.
In de zaken 200.308.962 en 200.308.966
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 maart 2022, uitgesproken onder zaaknummers 534662 (verlenging uithuisplaatsing) en 534758 (schriftelijke aanwijzing).
2 Het geding in hoger beroep
In de zaak 200.306.992
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 16 februari 2022;
- een journaalbericht van mr. Van de Weerd van 22 februari 2022 met een productie;
- een brief (standpuntstuk) van de GI van 8 maart 2022 met producties;
- een mailbericht namens mr. Van de Weerd van 25 maart 2022 met een bijlage.
In de zaak 200.308.962
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 24 maart 2022.
In de zaak 200.308.966
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 24 maart 2022;
- het verweerschrift van de GI met producties.
De mondelinge behandeling heeft op 5 juli 2022 plaatsgevonden. Gelet op de onderlinge samenhang zijn deze zaken gelijktijdig behandeld. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- de pleegvader;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad);
- [de vader] (hierna: de vader) informant;
- een vertegenwoordiger van [naam1] als informant.
3 De feiten
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), geboren [in] 2018 te [plaats1] . De moeder is belast met het gezag over [de minderjarige] .
Bij beschikking van 7 april 2020 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie, [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 7 april 2021. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd, voor het laatst bij de bestreden beschikking en wel tot 7 april 2023.
Bij beschikking van 11 januari 2021 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing voor [de minderjarige] verleend. Op 20 januari 2021 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een crisispleeggezin verleend tot 6 april 2021.
Bij beschikking van 15 maart 2021 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een crisispleeggezin verlengd tot 6 oktober 2021.
Bij (tussen)beschikking van 30 september 2021 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een crisispleeggezin verlengd tot 6 februari 2022 en iedere verdere beslissing aangehouden.
Bij de bestreden beschikking van 19 januari 2022 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 6 april 2022, deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de visie van de GI onderschreven dat het perspectief van [de minderjarige] bij de pleegouders ligt.
De GI heeft op 2 februari 2022 een schriftelijke aanwijzing gegeven waarin is opgenomen dat de moeder meewerkt aan één uur begeleide omgang met [de minderjarige] , eenmaal per drie weken op het kantoor van de GI. Tweemaal per jaar zal er een evaluatie plaatsvinden, om te kijken hoe dit verloopt en wat [de minderjarige] aan kan. De eerste evaluatie is gepland over drie maanden. Aan de hand daarvan kan de omgang op termijn worden bijgesteld in vorm, duur en frequentie. De draagkracht van [de minderjarige] is hierin leidend.
Bij de bestreden beschikking van 23 maart 2022 heeft de kinderrechter –uitvoerbaar bij voorraad – de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 7 april 2023 en verder het primaire verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 2 februari 2022 en het subsidiaire verzoek tot vaststelling van een nieuwe omgangsregeling, waarbij sprake is van frequenter en langduriger contact, afgewezen.
[de minderjarige] is op 12 januari 2021 geplaatst bij de pleegouders.