Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-02-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:713, 21/00030 en 21/00031

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-02-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:713, 21/00030 en 21/00031

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 februari 2022
Datum publicatie
11 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:713
Formele relaties
Zaaknummer
21/00030 en 21/00031

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Heeft de heffingsambtenaar over dezelfde belastingjaren reeds WOZ-beschikkingen afgegeven?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 21/00030 en 21/00031

uitspraakdatum: 1 februari 2022

Uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 november 2020, nummers AWB 19/7235 en AWB 19/7238, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 14 te [woonplaats] , per waardepeildatum 1 januari 2015 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2016 vastgesteld op € 187.000.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak [adres1] 14 te [woonplaats] , per waardepeildatum 1 januari 2016 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 189.000.

1.3.

Bij uitspraken op bezwaar van 5 januari 2018 heeft de heffingsambtenaar de bezwaren van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 11 oktober 2019 de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd, de zaken teruggewezen naar de heffingsambtenaar ter inhoudelijke behandeling van de bezwaarschriften met inachtneming van deze uitspraak, de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 512, en de heffingsambtenaar opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan haar te vergoeden.

1.5.

Bij uitspraken op bezwaar van 5 november 2019 heeft de heffingsambtenaar opnieuw op de bezwaren beslist. Daarbij heeft hij de bezwaren ongegrond verklaard en de WOZ-beschikkingen gehandhaafd.

1.6.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.7.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en H.M. van Vliet, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [adres1] 14 te [woonplaats] .

2.2.

Door belanghebbende zijn aanslagbiljetten afvalstoffenheffing 2016 (dagtekening 27 februari 2016) en 2017 (dagtekening 28 februari 2017) overgelegd. In de linker bovenhoek staat vermeld: “AANSLAGBILJET EN WOZ-BESCHIKKING”. De tekst van de aanslagbiljetten luidt:

Aanslagbiljet 2016

Heffingen

Heffing Tijdvak Omschrijving Bedrag

Afvalstoffenheffing 01-01-2016 tot [adres1] 14 € 181,68

01-01-2017 Eenpersoonshuishouden”

Aanslagbiljet 2017

Heffingen

Heffing Tijdvak Omschrijving Bedrag

Afvalstoffenheffing 01-01-2017 [adres1] 14 € 182,28

31-12-2017 Eenpersoonshuishouden”

2.3.

Met dagtekening 31 maart 2017 is op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak [adres1] 14 te [woonplaats] , per waardepeildatum 1 januari 2015, voor het jaar 2016 vastgesteld op € 187.000. Tegelijk met deze beschikking zijn aanslagen onroerende-zaakbelastingen (hierna: OZB) 2016 en rioolheffing 2016 opgelegd. De aanslagen en de beschikking staan op één aanslagbiljet.

2.4.

Met dagtekening 31 maart 2017 is op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak [adres1] 14 te [woonplaats] , per waardepeildatum 1 januari 2016, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 189.000. Tegelijk met deze beschikking zijn aanslagen OZB 2017 en rioolheffing 2017 opgelegd. De aanslagen en de beschikking staan op één aanslagbiljet.

3 Geschil

In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of de WOZ-beschikkingen van 31 maart 2017 (zie 2.3 en 2.4) moeten worden vernietigd op de grond dat voor dezelfde belastingjaren reeds eerder WOZ-beschikkingen zijn afgegeven.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing