Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-11-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:9844, 21/01604

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-11-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:9844, 21/01604

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 november 2022
Datum publicatie
25 november 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:9844
Formele relaties
Zaaknummer
21/01604
Relevante informatie
Art. 17 lid 2 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 2 Gemw, Art. 3 Gemw, Art. 231 Gemw, Art. 15.33 lid 4 WMB, Art. 123 lid 2 Wschw, Art. 5 lid 1 AWR

Inhoudsindicatie

Lokale heffingen. Bevoegdheid heffingsambtenaar.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK/AR-ARN 21/01604

uitspraakdatum: 15 november 2022

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 februari 2021, nummer AWB 20/3006, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Rivierenland (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] te [woonplaats] , per waardepeildatum 1 januari 2019 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2020 vastgesteld op € 205.000 en aan belanghebbende aanslagen in de onroerendezaakbelasting (eigenaar woning), afvalstoffenheffing, rioolheffing, watersysteemheffing gebouwd (binnendijks), watersysteemheffing ingezetenen en zuiveringsheffing (hierna: de aanslagen) opgelegd.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende bijgestaan door zijn gemachtigde A.C. Nanlohy. Namens de heffingsambtenaar is met kennisgeving vooraf niemand verschenen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.6.

Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar, gebruiker en bewoner van de woning [adres1] te [woonplaats] (hierna: de woning).

2.2.

Belanghebbende is van Ambonese afkomst en zoon van een militair van het voormalige Koninklijk Nederlands-Indonesisch Leger (KNIL).

2.3.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is, omdat de bepalingen waarop belanghebbende zich beroept er niet aan in de weg staan dat de heffingsambtenaar de beschikking neemt en de aanslagen aan belanghebbende oplegt.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de heffingsambtenaar bevoegd was de aanslagen op te leggen.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en voert daartoe aan dat hij als nakomeling van een Ambonese ex-KNIL-militair van Indonesische Landaard aanspraak kan maken op nakoming van de afspraken die zijn gemaakt tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Indonesië. Op grond van die afspraken is belanghebbende niet onderworpen aan de wet- en regelgeving van het Koninkrijk der Nederlanden. Voorts voert belanghebbende aan dat hij ten onrechte is ingeschreven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP), en dat zodanige inschrijving een voorwaarde is om als belastingplichtige voor de gemeentelijke heffingen te kunnen worden aangemerkt.

3.3.

De heffingsambtenaar beantwoordt de vraag bevestigend.

3.4.

De waarde van de woning en de hoogten van de onder 1.1 genoemde aanslagen zijn niet in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing