Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-06-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4900, 22/00390

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-06-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4900, 22/00390

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
13 juni 2023
Datum publicatie
23 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:4900
Formele relaties
Zaaknummer
22/00390
Relevante informatie
Art. 1 Wet MRB 1994, Art. 6 Wet MRB 1994, Art. 7 Wet MRB 1994, Art. 13 Wet MRB 1994, Art. 34 Wet MRB 1994, Art. 37 Wet MRB 1994, Art. 67c AWR

Inhoudsindicatie

MRB. Gebruik van de weg met een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig. Verzuimboete.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 22/00390

uitspraakdatum: 13 juni 2023

Uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 december 2021, nummer AWB 21/2411, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen/kantoor Apeldoorn (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 20 januari 2021 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) opgelegd over de periode 30 maart 2016 tot en met 14 oktober 2020. De Inspecteur heeft een bedrag MRB van € 8.364 nageheven en daarbij een verzuimboete van € 5.514 opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 2 april 2021 het bezwaar tegen de naheffingsaanslag MRB en de verzuimboete ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank in haar uitspraak van 23 december 2021 heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de Inspecteur opgedragen de naheffingsaanslag te verminderen conform de vaststelling van de Rechtbank dat de periode waarover MRB verschuldigd is aanving op 17 oktober 2017, de verzuimboete verminderd tot € 2.757 en de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.

1.4.

De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag MRB, conform de uitspraak van de Rechtbank, verminderd tot € 5.540.

1.5.

Belanghebbende heeft op 2 februari 2022 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft op 1 augustus 2022 een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft op 23 maart 2022 en 8 augustus 2022 een aanvullend stuk ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2023. Daarbij zijn verschenen belanghebbende, bijgestaan door [naam1] en mr. B. Molenaar, als de gemachtigde van belanghebbende. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam2] , bijgestaan door [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende staat vanaf 25 oktober 2003 in Nederland ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP). Alleen in het tijdvak 29 juni 2017 tot 17 oktober 2017 stond hij niet in de BRP ingeschreven.

2.2.

Belanghebbende is directeur-grootaandeelhouder van [naam4] B.V., dat is ingeschreven in het handelsregister met startdatum 27 november 2013. Belanghebbende is bestuurder van die onderneming per 24 februari 2014. [naam4] B.V. heeft als handelsnamen [naam4] B.V, [naam5] en [naam6] . Haar activiteiten zien op SBI-codes 4321 (Elektrotechnische bouwinstallatie) en 45112 (Handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s (geen import van nieuwe)). Belanghebbende dreef deze onderneming tot januari 2021.

2.3.

Op 15 oktober 2020 is tijdens een politiecontrole geconstateerd dat belanghebbende als bestuurder van een personenauto gebruik maakte van de weg in Nederland. Het betrof een in het Duitse kentekenregister ingeschreven personenauto waarvan het kenteken ( [kenteken1] ) sinds 30 maart 2016 staat geregistreerd op naam van [naam7] , woonachtig te [plaats1] (Duitsland).

3 Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag en de boete, zoals deze zijn vastgesteld door de Rechtbank, terecht en tot een juist bedrag zijn vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend omdat hij stelt dat hij niet de houder van de auto was. De auto was aan hem ter reparatie aangeboden. Subsidiair meent hij dat de naheffingsaanslag moet worden beperkt tot de periode waarin de auto werd gerepareerd en de boete dienovereenkomstig moet worden verminderd. De Inspecteur beantwoordt beide vragen bevestigend en meent dat de uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd.

4 Beoordeling van het geschil

4 Griffierecht en proceskosten

5 Beslissing